Het teken voor de G-sleutel heeft zich ontwikkeld uit de letter G.De 'buik' van de G omcirkelt de tweede lijn waarop de toon g genoteerd is. In oude handschriften komen verschillende grafische varianten van de G-sleutel voor.
Een van de twee meest belangrijke sleutels is de G-sleutel. De sleutel is een teken/symbool dat altijd vooraan de notenbalk staat. Deze geeft, de naam zegt het al, de stamtoon G aan (boven de centrale C). De 'buik' van de G-sleutel krult om de tweede lijn van de notenbalk heen.
De G-sleutel is voor hoge tonen. De F-sleutel wordt gebruikt voor lage tonen. De twee puntjes geven aan waar de noot F ligt, namelijk op de lijn tussen de twee puntjes.
De C-sleutel is een teken aan het begin van de notenbalk dat de toonhoogte van de genoteerde noten bepaalt. De noot op de lijn die door het midden van de sleutel loopt is de toon c.
De c-sleutel is een gestileerde letter C. Op de lijn die door het midden van deze sleutel loopt wordt de eengestreepte c (c´) of do genoteerd.
De viool- of G-sleutel is het teken aan het begin van de notenbalk dat bepaalt dat de noot door het tweede lijntje van onder als de toon g klinkt.
De F-sleutel, ook wel bassleutel genoemd, wordt gebruikt voor lage instrumenten, zoals cello, fagot en contrabas. Ook de laagste stemsoort, de bas, gebruikt deze sleutel. Ook voor de notenbalk voor de linkerhand op de piano wordt de F-sleutel gebruikt.
De beste vertalingen van g-sleutel in het woordenboek Nederlands - Engels zijn: G-clef .
Bas (zangstem), piano (vooral de linkerhand), orgel, trombone, cello, eufonium, fagot, contrabas (octaaf hoger genoteerd), basgitaar, tuba, (hoorn), bastrompet, pauk, sousafoon basblokfluit... Zie de categorie F clef van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
Om de G-sleutel te tekenen begin je onderaan de notenbalk en eindig je met een krul op de 2e lijn van de notenbalk. Op deze plaats is de “G” noot gelegen. Nu weten we welke toon hoort bij de noot op die tweede lijn van de notenbalk.
We gebruiken de eerste 7 letters van het alfabet om de muzieknoten een naam te geven: A, B, C, D, E, F en G. Als je die op een piano speelt, gebruik je de witte toetsen, en die noemen we de stamtonen. In het rijtje A B C D E F G klinkt A het laagst, en G het hoogst.
Als je de G-sleutel schrijft, begin je bij het bolletje onderaan en eindig je met een krul op de tweede lijn van de notenbalk. De plaats waar de krul eindigt, de tweede lijn, wijst de "G" aan. En daarmee weten we de toon die hoort bij een noot op de tweede lijn van de notenbalk!
Je kunt noten weergeven op een notenbalk met een F sleutel die hoger zijn dan de centrale C. En soms worden noten op een notenbalk met F sleutel gespeeld met de rechterhand. De hoogste noot op de bovenste lijn is de A die vlak onder de centrale C ligt op het pianoklavier (een kleine terts onder de centrale C).
Een kruis (♯) voor een noot geeft aan dat deze met een halve toon verhoogd moet worden, net als elke volgende noot met dezelfde toonhoogte (ook octaven hoger of lager) in die maat.
Veel muziekstukken hebben één of meerdere 'vaste voortekens', ook wel voortekening genoemd (in het Engels: key signature). Dat zijn kruisen of mollen die aan het begin van de notenbalk vermeld worden.
Een dubbel verlaagde a heet in het Nederlands ases of la dubbelmol. Als een dubbel verlaagde toon hersteld wordt met een herstellingsteken, zijn beide mollen hersteld. Als een dubbel verlaagde noot/toon hersteld wordt tot een enkel verlaagde noot/toon moet er een herstellingsteken en een mol geplaatst worden.
De F (ook wel fa genoemd) is een toon die een halve toonsafstand hoger ligt dan de E en een hele toonsafstand lager dan de G. Als de toon zich in een laag octaaf bevindt, wordt de naam in het Nederlands met een hoofdletter geschreven (F), in een hoger octaaf schrijft men f, al dan niet met toegevoegd teken.
Steeds als er 2 witte toetsen zijn met een zwarte toets ertussen dan is dat een hele afstand. Maar liggen 2 witte toetsen naast elkaar en zit er geen zwarte toets tussen, dan is dat een halve afstand. De halve afstanden vindt je dus tussen de E en F, en tussen de B en C.
Er passen dus in totaal elf noten op de notenbalk. Vijf op de lijnen, en zes tussen de lijnen. De onderste noot van de notenbalk 'hangt' onder aan de notenbalk en de bovenste noot 'ligt' boven op de notenbalk.
Noten leren lezen kan je vergelijken met het leren van een nieuwe taal. Sommige mensen leren het snel, anderen hebben er iets meer moeite mee. Het notenschrift is een vrij eenvoudig en logisch systeem. Iedereen kan dit leren begrijpen.
Een muzieknoot noteer je op de lijnen (dan loopt de lijn door de noot heen) of tussen de lijnen van de notenbalk. Deze komen overeen met de witte toetsen van de piano. Hoe hoger de noot klinkt, hoe hoger deze op de notenbalk staat. Hoe lager de noot klinkt, hoe lager op de notenbalk.
Elke keer aan de linkerkant van een groepje van 2 zwarte toetsen vind je de noot C. De namen van de muzieknoten aan de rechterkant van de noot C kun je vinden door in alfabetische volgorde door te gaan tot de noot G. Nu hebben we bijna alle noten die overeenkomen met de witte toetsen een naam gegeven, op 2 na.
Een toonladder is een opeenvolging van in toonhoogte stijgende of dalende tonen, meestal bestaande uit de diatonische tonen van een octaaf. Een toonladder vormt het basismateriaal van een muziekstuk. Sommige toonladders, bijvoorbeeld de melodische mineurladder, bestaan stijgend uit iets andere tonen dan dalend.
Een partituur bevat alle stemmen van een muziekstuk. Ze staan in een vaste volgorde onder elkaar: houtblazers bovenaan, dan koperblazers, vervolgens slagwerk en harp, dan de strijkers. De partituur is het uitgangspunt voor een dirigent die hiermee de volledige ontwikkeling van alle instrumenten overziet.