Tik geen komma na een korte hoofdzin of na een 'gewoon' eerste zinsdeel. Zet wél een komma bij zinnen die beginnen met voegwoorden als maar, omdat, want, hoewel en als de zin begint met een bijzin.
Bij lange zinnen hoort ook een komma tussen twee persoonsvormen. Een bijzin in een bijzin hoort tussen twee komma's. Een beknopte bijzin hoort ook tussen twee komma's. Als de zin erg lang is komt tussen een beknopte bijzin en een hoofdzin een komma.
Wanneer moet je een komma gebruiken? Met komma's geef je aan waar de lezer een pauze moet 'lezen'. Plaats dus een komma als er bij het voorlezen (hardop of 'in je hoofd') een duidelijke pauze hoorbaar is. Komma's moeten een lezer helpen de pauzes te leggen waar de schrijver ze ook bedoelde te leggen.
en, maar, of, dan (wel), dus en want, wanneer, als, terwijl, zodra, voordat, voor, nu, toen, nadat, zolang als, totdat, sinds, doordat, zodat, waardoor, omdat, opdat, indien, mits, tenzij, hoewel, ofschoon, ondanks dat, zoals, alsof, dat, of… Ik geef Anne een bloem, want ik vind haar lief.
Meestal komt er geen komma voor de nevenschikkende voegwoorden en en of. Hij eet graag cornflakes, havermoutpap, boterhammen en spiegeleieren. Agna is op kamp en Osip logeert bij vrienden.
Wanneer gebruik je een puntkomma? Een puntkomma houdt het midden tussen een punt en een komma. De zin ervoor en erna hangen nauw met elkaar samen en een punt zou een te sterke scheiding uitdrukken.
Voor het nevenschikkende voegwoord maar wordt meestal een komma gezet. De Argentijn probeerde te koppen, maar kreeg een duw tegen zijn schouder en zag de bal net naast gaan.
Voegwoord. Er komt vaak ook een komma als er midden in de zin een voegwoord staat. Bijvoorbeeld bij omdat, doordat, zoals, terwijl, aangezien, want en maar. Ik kan niet naar het feest, omdat ik dan op vakantie ben.
Als je een e-mail of brief schrijft, zet je na de naam of aanspreektitel altijd een komma. Beste meneer De Hond, Lieve jongen, Als een zin eindigt met de persoon die je aanspreekt, zet je daarvoor een komma.
Je schrijft geen extra punt aan het einde van een zin als de zin eindigt met de punt van een afkorting. Je schrijft geen extra punt aan het einde van een zin als de zin eindigt met een punt van een citaat voor de aanhalingstekens. Je schrijft geen punt na een titel of achter een adres.
Aan het eind van een zin schrijf je een punt. Er komt geen spatie vóór de punt. Als je na de punt op dezelfde regel verdergaat, komt er een spatie tussen de punt en het volgende woord. Als de zin eindigt met een afkorting die al een punt heeft, komt er geen tweede punt.
De correcte spelling is komma.
Toelichting. Een oude schoolregel luidt dat je nooit een komma voor en mag zetten. Die regel is te verklaren: een komma wordt gebruikt wanneer je een pauze hoort, en bij het voegwoord en is meestal geen sprake van zo'n pauze. En brengt een 'geruisloze' verbinding tot stand tussen zinnen of delen van een zin.
Is het waar dat er nooit een komma voor en mag staan? Nee, dat is niet waar. Als een komma de duidelijkheid of leesbaarheid van een zin vergroot, kan hij worden toegevoegd, óók voor en.
Een dubbele punt gebruiken we vóór een opsomming, een citaat, een verklaring, aankondiging, omschrijving, toelichting, conclusie of gedachte. Er komt geen spatie vóór een dubbele punt, wel erna.
In andere zinnen weet u dat het om het voornaamwoordelijk bijwoord waarin gaat, als u van het gedeelte dat met waarin begint, een aparte zin met daarin kunt maken. In die zin kan daarin worden vervangen door in + het naamwoord waar het op slaat. In andere gevallen schrijven we waar in in twee woorden.
Je kunt en je kan zijn allebei correct. In Nederland wordt je kan informeler gevonden dan je kunt. In België wordt het gebruik van je kan niet als informeler beschouwd.
Dat kan dan vervangen worden door toen of door een betrekkelijk voornaamwoordelijk bijwoord (bijvoorbeeld waarin, waarop) als het zelfstandig naamwoord waarnaar het verwijst, voorafgegaan wordt door een bepaald lidwoord, bijvoorbeeld: de dag dat / waarop. Er is geen betekenisverschil tussen de beide constructies.
Voegwoorden zijn en, maar, want, dat, omdat etc. Het zijn woorden die zinnen met elkaar verbinden. Als je twee of meer gelijkwaardige zinnen met elkaar wilt verbinden, gebruik je een nevenschikkend voegwoord (en, maar, want).
Veelgestelde vragen. Waarvoor gebruik je een dubbele punt? De dubbele punt gebruik je direct voor een opsomming, citaat of uitleg. De dubbele punt betekent in het eerste deel van de zin meestal “het volgende” of “als volgt” en in het tweede deel van de zin meestal “namelijk”, “want” of “immers”.
Voegwoorden zijn woorden die zinnen (of woorden) 'aan elkaar voegen'. Voorbeelden van voegwoorden zijn omdat, en, als en maar.