De Nederlandse economie is sterk gericht op handel met het buitenland: de omvang van invoer en uitvoer met bestemming/herkomst Nederland bedraagt afgelopen decennia tussen de 40 en 60% bbp. Door toenemende doorvoer naar andere EU-landen loopt het totale handelsaandeel de afgelopen decennia op naar 90%.
De inkomsten van de overheid bestaan vooral uit de belastingen en premies die burgers en bedrijven betalen. De overheid geeft dit geld uit aan voorzieningen zoals scholen, wegen en ziekenhuizen.
De economie wordt getypeerd door stabiele verhoudingen, relatief lage inflatie, een gezond financieel beleid en een belangrijke rol als Europese transportader. Voedselverwerking, chemie, olieraffinage en de fabricage van elektrische apparaten zijn de belangrijkste industriële activiteiten.
De opbrengst van de loon- en inkomstenheffing, de grootste inkomstenbron van de overheid, steeg in 2023 naar 128,4 miljard euro. De toename van 9 procent komt vooral door toegenomen lonen. De inkomsten uit de btw namen door hogere prijzen voor goederen en diensten met 5,5 miljard euro toe tot 79,5 miljard euro.
De Nederlandse overheidsschuld (verderop staatsschuld)25 bedraagt naar verwachting in 2022 49,8% bbp en komt in 2023 uit op 49,5% bbp, wat neerkomt op circa 500 miljard euro (zie figuur 1.2.1).
In slechtere economische tijden dalen tijdelijk de belastinginkomsten.Dan leent het Rijk geld om alsnog alle uitgaven te kunnen doen: de staatsschuld loopt nu op. Dat is de schuld van alleen de Rijksoverheid.
Eind 2023 bedroeg de staatsschuld in Nederland 481 miljard euro . Dat was 45,1 procent van de jaarlijkse economische output (bbp) en ruim binnen de Europese eis dat de staatsschuld van de lidstaten niet meer mag bedragen dan 60 procent van de jaarlijkse economische output.
Nederland heeft sinds 1959 een stabiele aardgasvoorraad, toen er een bron werd ontdekt. Momenteel is Nederland goed voor meer dan 25% van alle aardgasreserves in de Europese Unie. In de daaropvolgende decennia genereerde de verkoop van aardgas een aanzienlijke stijging van de inkomsten voor Nederland.
De Nederlandse economie is sterk gericht op handel met het buitenland: de omvang van invoer en uitvoer met bestemming/herkomst Nederland bedraagt afgelopen decennia tussen de 40 en 60% bbp. Door toenemende doorvoer naar andere EU-landen loopt het totale handelsaandeel de afgelopen decennia op naar 90%.
De Russische economie bedroeg vorig jaar zo'n 1033 miljard euro. Dat is eigenlijk maar iets groter dan Nederland (850 miljard euro), maar kleiner dan bijvoorbeeld Spanje (1200 miljard) en meer dan drie keer kleiner dan Duitsland (3500 miljard).
Maar het fundament van de rijkdom werd gelegd met de handel in Europa: de graanhandel en houthandel op het Oostzeegebied of moedernegotie. In de Europese- en wereldeconomie ging Amsterdam een zeer belangrijke rol spelen. De bloeiende handel leidde tot een grote en zeer rijke klasse van kooplieden.
Met dat geld betalen we alle dingen die nodig zijn in een land. Wegen bijvoorbeeld, maar ook ziekenhuizen en scholen. De brandweer en de politie krijgen uit de belastingopbrengst betaald. En de mensen in ons land die geen geld hebben, hebben ook geld nodig om te wonen en te eten.
Zuivel en eieren (12 miljard euro), sierteeltproducten (11,5 miljard euro), vlees (11,2 miljard euro), aardappelen en groenten (8,7 miljard euro) en dranken (8,1 miljard euro) zijn bij de export de belangrijkste goederengroepen. De top vijf is in 2023 goed voor bijna 42% van de totale exportwaarde in landbouwgoederen.
Dan zijn landbouwgoederen, inclusief alle voeding en dranken gemaakt van landbouwproducten, de exportgroep waar de Nederlandse economie het meest aan verdient. Het ging om 44,4 miljard euro in 2022. Na landbouw volgen machines en apparaten, fabricaten, chemische producten, energie en vervoermaterieel.
Het niveau van de overheidsschuld is in Europees en internationaal perspectief relatief laag en wordt gedrukt door de aanhoudend hoge inflatie. De schuldquote bedraagt naar verwachting 47,6% bbp in 2023 en 47,3% bbp in 2024, wat neerkomt op circa 510 miljard euro in 2024.
De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden was in de 17e eeuw een van de machtigste en rijkste landen ter wereld. We noemden deze periode de 'gouden eeuw' omdat het erg goed ging met Nederland. Het waren welvarende tijden en dat was vooral te danken aan de scheepvaart.
Gekeken binnen de top 10 EU-landen is de Nederlander het rijkst. Ook is in geen ander top 10 Europees land de rijkdom zo goed verdeeld als hier. Dat blijkt uit ons onderzoek onder de belangrijkste Europese landen. Eind 2021 bedroeg het gemiddelde vermogen per hoofd van de bevolking in Nederland 176.510 euro.
In 2020 was het bruto binnenlands product (BBP) per hoofd van de bevolking als volgt: Ierland ($87.735 – zie voetnoot), Zwitserland ($66.674), Noorwegen ($60.912), Denemarken ($51.772), Nederland ($51.572), IJsland ($49.416), Zweden ($49.098), Oostenrijk ($48.908), België ($45.559), Finland ($44.451) en het VK ($40.607) .
In internationaal opzicht is Nederland een rijk en welvarend land, met een hoog inkomen per hoofd van de bevolking, relatief goed en toegankelijk onderwijs en zorg, en een relatief veilige leefomgeving.
Zoals Ad Geerdink, directeur van het Westfries Museum in Hoorn, uitlegt: “'The Dutch Era' impliceert geen subjectief waardeoordeel. Het laat ruimte voor beide kanten van het verhaal. 'The Golden Age' niet.” In de 17e eeuw was Nederland waarschijnlijk het rijkste land ter wereld.
Mensen die de magische grens van een miljoen euro voorbijgaan, kun je best rijk noemen. Volgens cijfers uit 2020 van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) zijn er 278.000 huishoudens in Nederland met een vermogen van een miljoen euro of meer.
Veel economische historici beschouwen Nederland als het eerste volledig kapitalistische land. In het vroegmoderne Europa had het de rijkste handelsstad in Amsterdam en de eerste voltijdse effectenbeurs.
De hoogste verhoudingen tussen de staatsschuld en het bbp werden eind tweede kwartaal 2024 geregistreerd in Griekenland (163,6%), Italië (137,0%), Frankrijk (112,2%), België (108,0%), Spanje (105,3%) en Portugal (100,6%), en de laagste werden geregistreerd in Bulgarije (22,1%), Estland (23,8%) en Luxemburg (26,8%) .
In 2016 lag de gemiddelde studieschuld op 6,6 duizend euro. In 2023 was dit 11,8 duizend euro (CBS, 2023a). Bij personen tussen de 25 en 30 jaar zien we ook een stijging van zowel het aantal personen met een studieschuld als de hoogte van de schuld.
De totale staatsschuld en de ongelijkheid in last
Volgens het recente rapport van de Verenigde Naties uit 2024 bereikte de globale schuld in 2023 een record: 97 biljoen dollar. 68% van de wereldwijde schuld komt op het conto van alle ontwikkelende landen.