Zelfstandig gebruikte bijvoeglijk naamwoorden gedragen zich als zelfstandig naamwoorden. Bijvoeglijke naamwoorden als alle, beide, andere, eerste, grote krijgen geen -n als ze bijvoeglijk gebruikt zijn.
Een bijvoeglijk naamwoord is een woord dat iets zegt over een zelfstandig naamwoord. Vaak staat een bijvoeglijk naamwoord direct voor een zelfstandig naamwoord. Voorbeelden van bijvoeglijke naamwoorden zijn: 'oude', 'mooie', 'warme', 'zielige' en 'lieve'.
Bijvoeglijke naamwoorden zijn woorden die iets zeggen over zelfstandig naamwoorden. Denk bijvoorbeeld aan de jonge man, de lieve kat of het mooie huis. Jonge, lieve en mooie zeggen iets over het woord dat erachter staat (de zelfstandig naamwoorden). Dit zijn dus voorbeelden van bijvoeglijke naamwoorden.
Een rangtelwoord (ook: ordinale, mv: ordinalia) is een woord (telwoord) dat een rangvolgorde in een rij weergeeft. Voorbeeld: Eerste, tweede, derde, enz.
Bijvoeglijke naamwoorden krijgen geen buigings-e bij enkelvoudige het-woorden in combinatie met het lidwoord een ('n) of een ander woord dan de hierboven onder punt 3 genoemde woorden, bijvoorbeeld één, een beetje, elk, geen, genoeg, ieder, menig, veel, weinig, welk, zo'n, zulk.
Bijvoeglijke naamwoorden (zoals erg) worden normaal gezien met niet ontkend: niet goed, niet mooi, niet erg. Correcte alternatieven voor geen erg zijn* zijn niet erg zijn en geen probleem zijn.
Bijwoord. Ik denk dat hij het wél gedaan heeft.
Zowel 1ste als 1e is goed. Van telwoorden zoals een, twee, acht, enz. kun je rangtelwoorden afleiden door er -ste/-de of -e aan toe te voegen.
Bij één hoort het rangtelwoord eerste, bij drie hoort derde. Onbepaalde rangtelwoorden zijn woorden als laatste, middelste, hoeveelste en zoveelste.
Behalve het zelfstandig naamwoord kent in vele talen ook het bijvoeglijk naamwoord getal, en kan het zowel in het enkelvoud als in het meervoud voorkomen.
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord dat erbij hoort. Er komt standaard een -e achter een bijvoeglijk naamwoord, behalve bij bepaalde het-woorden en vaste constructies. Is het “de financieel directeur” of “de financiële directeur”?
is een bijvoeglijk naamwoord. Een lidwoord is afhankelijk van een zelfstandig naamwoord.
Een bijvoeglijk naamwoord geeft informatie over een zelfstandig naamwoord.Een bijwoord kan informatie geven over veel meer soorten woorden of over de hele zin. Zo kan een bijwoord iets vertellen over een werkwoord of een bijvoeglijk naamwoord.
Een bijvoeglijke bepaling zegt iets over het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort in de zin, bijvoorbeeld: de lieve kat, de stomme vogel, het leuke kind, het mooie huis.
Nederlandse is het bijvoeglijk naamwoord, nationaliteit het zelfstandig naamwoord. Het woord nationaliteit is een zelfstandig naamwoord.
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord (dat kan ook indirect via een voornaamwoord: Hij is lief). Het kan voor of achter dat zelfstandige naamwoord staan.
Een telwoord is een woord dat een aantal, een (rang)nummer of een plaats in een volgorde aanduidt. We onderscheiden hoofdtelwoorden en rangtelwoorden. Hoofdtelwoorden noemen een aantal: een, twee, drie, vier, vijf enzovoort. Rangtelwoorden noemen een nummer in een reeks: eerste, tweede, derde, vierde, vijfde enzovoort.
Rangtelwoorden geven de rangvolgorde in een rij weer. Bepaald rangtelwoord (je weet precies om de hoeveelste het gaat): eerste, tweede, vijfde, dertigste, vijfenveertigste, honderdste, duizendste… Onbepaald rangtelwoord (je weet het niet precies):
Bepaalde rangtelwoorden doen dat absoluut: eerste, tiende, vijfentachtigste, enz. Onbepaalde rangtelwoorden zijn relatief: laatste, hoeveelste, zoveelste, enz.
Als eerste naar personen verwijst en zelfstandig gebruikt wordt, schrijven we eersten. Eerste is zelfstandig gebruikt als er geen zelfstandig naamwoord op volgt en eerste ook niet aangevuld kan worden met een zelfstandig naamwoord uit dezelfde zin of de zin die onmiddellijk voorafgaat.
Zo kan 5K worden gebruikt als verkorte weergave van het getal 5000 in het algemeen of van 5000 euro, en kan 100K staan voor 100.000 of 100.000 euro. De K wordt, als feitelijk onderdeel van het getal, aan de rest van het getal vast geschreven.
Mooi is bijwoord bij het bn rode. Ik heb een mooie rode auto. Mooie zegt nu wél iets over het zn auto en is dus bijvoeglijk naamwoord.
bijwoorden van plaats/richting: waarheen, hier, elders, ginds, opzij. bijwoorden van tijd: wanneer, morgen, vandaag, gisteren, binnenkort, onlangs. aanwijzende bijwoorden: daar, hier, nu. onbepaalde bijwoorden: ergens, nergens, nooit, altijd.
Bijvoeglijk naamwoord
Hij pakte mijn hand, ik werd helemaal week vanbinnen.