Praktisch gezien is de p-waarde een waarde tussen 0 en 1, die wordt bepaald door middel van een statistische toets. Bij een p-waarde van 1 kunnen we aannemen dat het gevonden resultaat op toeval berust.
Een hoge P-waarde, tussen 0,5 en 1,0, betekent dat het waarschijnlijker is dat de resultaten door toeval tot stand zijn gekomen, of dat het verschil statistisch niet significant is in het geval van een hypothesetest . De P-waarde-verklaring wordt vaak verkeerd geïnterpreteerd als de waarschijnlijkheid van een bepaalde uitkomst.
Een p-waarde van 0,05 is een universele drempel voor statistische significantie.
Een p'-waarde boven . 85 wijst op een heel makkelijke vraag of toets; een p'-waarde van . 30 juist op een moeilijke vraag of toets.
Hoe bereken je elektrisch vermogen? Vermogen bereken je met P = U·I (spanning keer stroom).
Een Type I-fout betekent dat de nulhypothese wordt verworpen, terwijl deze eigenlijk waar is. Je concludeert dat resultaten statistisch significant zijn, terwijl ze in werkelijkheid puur door toeval of door niet-gerelateerde factoren zijn veroorzaakt.
Wat is een p-waarde (p-value)? De p-waarde (p-value) is een getal tussen 0 en 1, waarmee je bepaalt of een steekproefuitkomst statistisch significant is. Wanneer de p-waarde kleiner is dan het gekozen significantieniveau kun je stellen dat dat de gevonden uitkomst extreem genoeg is om je nulhypothese te verwerpen.
P-waarden worden uitgedrukt als decimalen en kunnen worden omgezet in percentages. Bijvoorbeeld, een p-waarde van 0,0237 is 2,37% , wat betekent dat er een kans van 2,37% is dat uw resultaten willekeurig zijn of toevallig zijn ontstaan. Hoe kleiner de p-waarde, hoe significanter uw resultaten zijn.
In de 'ideale' combinatie is de p-waarde gemiddeld tot hoog (ongeveer 0,3 tot 0,8) en is ook de Rit-/Rir-waarde gemiddeld tot hoog (ongeveer 0,2 of hoger). Dit wijst op een evenwichtig item: het is niet te gemakkelijk, maar ook niet te moeilijk en het maakt een goed onderscheid tussen sterke en zwakke kandidaten.
Bij een p-waarde van 1 kunnen we aannemen dat het gevonden resultaat op toeval berust. Met een p-waarde dichtbij 0 kunnen we ervan uitgaan dat de gevonden waarde een werkelijke associatie aanduidt. Gewoonlijk hanteert men p=0,05 als grens van statistische significantie.
de P-score geeft de ligging in overstromingsgevoelig gebied van een perceel weer; – de G-score geeft, indien van toepassing, de ligging in overstromingsgevoelig gebied van elk gebouw groter dan 25 m2 weer.
Een significantieniveau van p=0,05 betekent dat er een kans van 95% is dat de resultaten die in het onderzoek zijn gevonden het resultaat zijn van een echte relatie/verschil tussen de groepen die worden vergeleken . Het betekent ook dat er een kans van 5% is dat de resultaten alleen door toeval zijn gevonden en dat er geen echte relatie bestaat tussen de groepen.
Als de p-waarde groter is dan het significantieniveau: Er is voldoende aanleiding om aan te nemen dat de nulhypothese klopt. Je kunt alleen laten zien dat de steekproefuitkomst wel/niet extreem is gegeven de nulhypothese. Is de uitkomst te extreem, dan concludeer je dat de alternatieve hypothese logischer is.
De meeste auteurs verwijzen naar statistisch significant als P < 0,05 en statistisch zeer significant als P < 0,001 ( minder dan één op duizend kans om fout te zijn ). Het asterisksysteem vermijdt de wollige term "significant".
Statistische significantie is enigszins willekeurig, omdat je zelf de drempelwaarde (alfa) kiest. De meest voorkomende drempel is p < 0.05, wat betekent dat de kans 5% is dat de resultaten worden gevonden terwijl de nulhypothese waar is. Een andere drempel die vaak wordt gekozen is p < 0.01.
Een p-waarde geeft de waarschijnlijkheid weer dat het waargenomen resultaat (verschil tussen de vergeleken groepen) - of een extremer resultaat - door toeval zou ontstaan , ervan uitgaande dat de nulhypothese (het alternatieve scenario voor de hypothese van het onderzoek) is dat er geen verschillen zijn tussen de vergeleken groepen ...
De P-waarde (Probability value) of verwachtingswaarde speelt een sleutelrol in onderzoek naar de waarschijnlijkheid van een mogelijke gebeurtenis of eigenschap binnen een populatie. Dit is in ieder geval belangrijk als niet de gehele populatie onderzocht kan worden.
We kunnen de kans berekenen dat het resultaat dat we hebben verkregen toevallig gebeurt. Als een p-waarde die is gerapporteerd bij een test kleiner is dan 0,05, dan wordt dat resultaat statistisch significant genoemd . Als een p-waarde groter is dan 0,05, dan is het resultaat niet significant.
De p-waarde vertelt u alleen hoe waarschijnlijk het is dat de gegevens die u hebt waargenomen, zich hebben voorgedaan onder de nulhypothese . Als de p-waarde onder uw significantiedrempel ligt (meestal p < 0,05), dan kunt u de nulhypothese verwerpen, maar dit betekent niet per se dat uw alternatieve hypothese waar is.
Een Type I-fout is een fout-positieve conclusie (false positive), terwijl een Type II-fout een fout-negatieve conclusie (false negative) is. Als je een Type I-fout maakt, verwerp je de nulhypothese ten onrechte. Als je een Type II-fout maakt, verwerp je de nulhypothese ten onrechte niet.
Een type I-fout (vals-positief) treedt op als een onderzoeker een nulhypothese verwerpt die in de populatie feitelijk waar is. Een type II-fout (vals-negatief) treedt op als de onderzoeker een nulhypothese niet verwerpt die in de populatie feitelijk onjuist is.
Fouten zijn onder te verdelen in toevallige of stochastische fouten, systematische fouten en uitbijters of uitschieters. Om nauwkeurigheden onderling te kunnen vergelijken, moet bekend zijn volgens welke standaard deze zijn opgegeven.
Volgens de nulhypothese is er vaak geen waarneembaar verschil of verband tussen de onderzochte variabelen. Het duidt op de afwezigheid van een relatie tussen de relevante componenten of een effect ertussen.
Waarom P-waarden de bewijskracht niet kwantificeren. De bewijskracht van een enkele P-waarde hangt af van de statistische kracht van de test . Wanneer de nulhypothese waar is, zal α% van de waargenomen P-waarden onder het α-niveau vallen, aangezien P-waarden gelijkmatig verdeeld zijn onder de nulhypothese.