In de tweede persoon meervoud is zowel het bezittelijk voornaamwoord je als het bezittelijk voornaamwoord jullie mogelijk. Jullie hebben jullie / je boterhammen opgegeten. Eet allemaal jullie / je boterhammen op.
De persoonlijk voornaamwoorden in voorwerpsvorm zijn de volgende; mij, me, jou, je, u, hem, haar, het, ons, jullie, u, hun, hen, ze.
Alleen in de gebiedende wijs is naast je ook jullie correct als wederkerend voornaamwoord voor het meervoud. (3) Tel tot tien en draai jullie / je dan om. Zich is het wederkerend voornaamwoord van de derde persoon enkelvoud en meervoud.
Bezittelijke voornaamwoorden zijn woorden als mijn, jouw, zijn, haar en ons, die een relatie van bezit of herkomst uitdrukken tussen een persoon of zaak en een zelfstandig naamwoord: mijn auto, haar vader.
Jullie is het persoonlijk voornaamwoord voor de tweede persoon meervoud in het Nederlands. Het is etymologisch een verbastering van jij+lui ("mensen, lieden"). De oervorm voor de tweede persoon meervoud is de Proto-Indo-Europese nominatief *iuH.
aanwijzend voornaamwoord (demonstratief pronomen): deze, die, dit, dat, zo'n. vragend voornaamwoord (interrogatief pronomen): wie, wat, welke, wat voor een. betrekkelijk voornaamwoord (relatief pronomen): die, dat, wie, wat, wiens. onbepaald voornaamwoord (indefiniet pronomen): iemand, niemand, iets, niets, alle, ...
De correcte spelling is jullie, met dubbele l.
Dat geldt zowel voor het persoonlijk voornaamwoord als voor het bezittelijk voornaamwoord.
Een bezittelijk voornaamwoord verwijst naar een bezit, zoals mijn, jouw, zijn, haar. Het staat bijna altijd voor een zelfstandig naamwoord: dit is jouw jas. Maar je kunt het ook zelfstandig gebruiken, zoals in dat is de mijne. Als je mijn, jouw en zijn zonder nadruk uitspreekt, zeg je m'n, je en z'n.
Woorden als mijn, jouw, uw en zijn zijn bezittelijke voornaamwoorden: 'Dat is mijn fiets', 'Vergeet jouw/uw tas niet! ', 'Ik houd van de herfst en zijn kleuren. ' Bezittelijke voornaamwoorden geven aan dat er een bepaalde relatie is tussen een persoon, dier, ding of instantie en een zelfstandig naamwoord.
Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie of wat iets is. Als je bijvoorbeeld zegt: “Dat is zijn fiets”, vertelt het woord 'zijn' van wie de fiets is. Let op: Eigennamen en zelfstandige naamwoorden zijn géén bezittelijke voornaamwoorden. Het gaat altijd om woorden als 'mijn', 'jouw', 'zijn' of 'haar'.
Voor de tweede persoon zijn er verschillende persoonlijke voornaamwoorden: de vertrouwelijke vormen je, jij en jullie, en de beleefdheidsvorm u, die we zowel voor het enkelvoud als voor het meervoud gebruiken.
1jul·lie (persoonlijk voornaamwoord; 2e persoon meervoud) 1jullie hebben geluk gehad 2jul·lie (bezittelijk voornaamwoord) 1van 1jullie: is dat jullie hond?
Tweede persoon enkelvoud en meervoud (jij, u en jullie)
Een persoonlijk voornaamwoord is een woord dat (meestal) verwijst naar een levend wezen (persoonlijk). Een bezittelijk voornaamwoord is een woord dat een relatie aangeeft tussen een zelfstandig naamwoord en een persoon, dier of instantie (bezittelijk).
Bezittelijke voornaamwoorden zijn woorden als hun, haar, zijn, mijn, jouw en ons. Ze geven een bezitsrelatie aan tussen een persoon en een zelfstandig naamwoord.
Zich is een wederkerend voornaamwoord. Er is maar één wederkerig voornaamwoord: elkaar, met de varianten elkander en mekaar.
Me is geen bezittelijk voornaamwoord
Me is geen bezittelijk, maar een persoonlijk voornaamwoord. Voor veel taalpuristen is dit taalergernis nummer één. Voorbeelden: me broer, me fiets, me taalfout.
Voor het bezittelijk voornaamwoord van de tweede persoon kunnen we zowel je als jouw gebruiken.
Ja, 'je reactie' is ook correct.Dat komt omdat je 'je' als persoonlijk én als bezittelijk voornaamwoord kunt gebruiken.
Een bezittelijk voornaamwoord wordt voor een zelfstandig naamwoord gezet.Het bezittelijk voornaamwoord maakt duidelijk van wie het zelfstandig naamwoord. Voorbeelden van bezittelijke voornaamwoorden zijn: mijn, jouw, zijn, haar, ons/onze, jullie en uw. Dit artikel valt onder het portaal Taal.
Nee, de juiste vorm is 'Jullie hebben je vergist.' Bij vergissen moet altijd een wederkerend voornaamwoord staan (ik vergis me, zij vergist zich), en volgens de Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS, 1997) kan alleen je als wederkerend voornaamwoord gebruikt worden bij het onderwerp jullie.
U staat hiermee in contrast tot de informelere en alledaagse vormen jij/jullie en geldt als formeler en beleefder dan deze twee laatste vormen. U kan zowel voor één persoon als voor een groep worden gebruikt. Het is daarnaast zowel de onderwerps- als de voorwerpsvorm.
Zowel het ga je goed als het gaat je goed is correct, maar er is een verschil in betekenis. Het ga je goed betekent 'Ik hoop dat het je goed zal gaan'. De werkwoordsvorm ga is een aanvoegende wijs. We drukken daarmee onder meer een wens uit.