Je of jij en we of wij zijn persoonlijk voornaamwoorden die gebruikt worden om een persoon aan te duiden. Vaak denken mensen dat in zakelijke teksten alleen de wij-vorm of jij-vorm (volle vorm) gebruikt mag worden en dat we of je (zwakke vorm) niet juist is. Dit klopt niet. Beide vormen zijn correct Nederlands.
Wanneer gebruik je je en wanneer jij? Jij is goed als er nadruk op ligt: 'Niet ik, maar jij zou het doen! ' Je is het minder nadrukkelijke alternatief: 'Het lukt wel, maar je mag altijd helpen. ' Je kan ook 'men', 'jou' of 'jouw' betekenen.
Voor het onderwerp van een zin kunnen we zowel je als jij gebruiken. Het is aan te bevelen om daarvoor zo veel mogelijk de gereduceerde vorm je te gebruiken. Overmatig gebruik van de volle vorm jij maakt zowel gesproken als geschreven taal onnatuurlijk.
De correcte vervoeging is je/jij wordt.
Als het onderwerp je/jij achter de persoonsvorm staat, is de correcte vervoeging word je/jij. Bij combinaties met je is het niet altijd even duidelijk of je het onderwerp van de zin is.
1) Bedachtzaam 2) Behoorlijk 3) Beleefd 4) Beschaafd 5) Bezadigd 6) Doordacht 7) Exact 8) Fatsoenlijk 9) Foutloos 10) Gepast 11) Gerechtvaardigd 12) Goed 13) In de puntje...
De volle vorm (jij, wij, jullie, zij) gebruik je als de persoon heel belangrijk is in de zin. Je gebruikt de volle vorm alsof je met je hand diegene aanwijst. Als ik deze naar Piet stuur, dan stuurt Piet het terug naar jou. Jij kunt het dan naar mij sturen.
Correct zijn oké en OK.
Kort antwoord: het kan allebei. In Nederland zul je in geschreven teksten eerder "Hoe kun je" zien en in gesproken taal eerder "Hoe kan je" horen; in Vlaanderen is "Hoe kan je" de standaard, zowel in geschreven als gesproken Nederlands.
Je wilt en je wil zijn allebei correct.
In Nederland wordt je wil informeler gevonden dan je wilt. In België wordt het gebruik van je wil niet als informeler beschouwd. Vergelijkbare werkwoorden zijn kunnen en zullen: je kunt / je kan, je zult / je zal.
Antwoord. Zowel je wil, je zal en je kan als je wilt, je zult en je kunt zijn correct. Je wil, je zal en je kan worden in Nederland als informeler beschouwd.
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is jij de correcte vorm. Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is jou correct.
De correcte vervoeging is je/jij vindt.
Als het onderwerp je/jij achter de persoonsvorm staat, is de correcte vervoeging vind je/jij.
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is ik de correcte vorm.Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is mij correct.
In de meeste gevallen is het aan te bevelen om na een vergrotende trap (zoals jonger, beter, groter) + dan de vorm jij te gebruiken, omdat de zin een onderwerpsvorm vereist. U kunt die vorm vinden door de zin aan te vullen met een werkwoordsvorm.
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is jij de correcte vorm.Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is jou correct. Die dubbele analyse is bijvoorbeeld mogelijk bij werkwoorden die een oordeel of waardering uitdrukken (zoals vinden, appreciëren, achten).
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is jij de correcte vorm.Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is jou correct.
Dan komt na een vergrotende trap en na anders en ander(e): groter dan, kleiner dan, anders dan. Als komt na vergelijkingen met zo en even: zo groot als, even klein als.
In de spreektaal komt je/jij wil (zonder t) vaak voor, net als in privéberichtjes en andere informele teksten. Over het algemeen krijgt je/jij wilt (mét t) in Nederland nog steeds de voorkeur in (zakelijke) teksten die bestemd zijn voor een breed publiek.
Als bezittelijk voornaamwoord van de tweede persoon enkelvoud kan zowel de volle vorm jouw als de gereduceerde vorm je gebruikt worden. Jouw is nadrukkelijker dan je. Als er geen speciale nadruk nodig is, wordt in de praktijk vaker voor je dan voor jouw gekozen.
als je correct en formeel wilt zijn, wordt wel de voorkeur gegeven aan kun je. Volgens veel taalgebruikers zijn de vormen je/jij zal, je/jij kan en je/jij wilnog niet geschikt voor de nette schrijftaal, al is het in de spreektaal geen probleem meer.
Je kunt en je kan zijn allebei correct.
In Nederland wordt je kan informeler gevonden dan je kunt. In België wordt het gebruik van je kan niet als informeler beschouwd. Vergelijkbare werkwoorden zijn willen en zullen: je wilt / je wil, je zult / je zal.
Bij hij/zij/jij schrijf je dt.Uitzondering: als 'jij' achter het werkwoord staat is het zonder t.
Als er een hoofdpersoon "ik" voor of achter het werkwoord staat, dan gebruik je de ik-vorm van het werkwoord. Als er een hoofdpersoon "je/jij" achter het werkwoord staat, dan gebruik je de ik-vorm van het werkwoord.
Schrijven doe je in de eerste plaats om de lezer te informeren. Denk aan een folder over een nieuwe boormachine. Je bent tevreden als de doelgroep een aantal belangrijke kenmerken kent en beter nog onthoudt. Een ander doel is de lezer te overtuigen.