We gebruiken het bezittelijk voornaamwoord haar om naar vrouwelijke woorden te verwijzen (de regering en haar standpunt) en het bezittelijk voornaamwoord zijn om naar mannelijke en onzijdige woorden te verwijzen (de koning en zijn besluit, het comité en zijn rapport).
Bezittelijke voornaamwoorden zijn woorden als mijn, jouw, zijn, haar en ons, die een relatie van bezit of herkomst uitdrukken tussen een persoon of zaak en een zelfstandig naamwoord: mijn auto, haar vader. Bezittelijke voornaamwoorden kunnen bijvoeglijk en zelfstandig worden gebruikt.
Bij persoonsaanduidingen worden de persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden bepaald door het gender van de persoon naar wie ze verwijzen. Om bijvoorbeeld te verwijzen naar een onzijdig woord als parlementslid, gebruiken we ze, zij en haar als het gaat om een vrouw, en hij, hem en zijn als het gaat om een man.
In de spreektaal en ook wel in de informele schrijftaal (tweets, appjes), wordt me vaak gebruikt als bezittelijk voornaamwoord: me moeder. De gereduceerde vorm van mijn is echter m'n, niet me. Met m'n moeder is dus niets mis.
Bijvoorbeeld: 'Dat is mijn fiets. ' Ook kun je met een bezittelijk voornaamwoord relaties aanduiden: 'mijn vader, zijn broer'. In spreektaal wordt het woord 'mijn' vaak afgekort tot 'm'n'.
Als onderwerp van de zin zou je " Mijn moeder en ik " gebruiken. Vergeet niet dat het onderwerp de actie uitvoert die wordt uitgedrukt door het werkwoord dat erop volgt, en "Ik" is een subjectpronomen. "Mijn moeder en ik kijken graag samen tv." "Mijn moeder en ik hadden een feestje." "Mijn moeder en ik" fungeert als het object van het werkwoord.
'Het college blijft bij haar voorkeur'.
Als de naam echter vooral of alleen als bedrijfsnaam wordt gezien, wordt vrijwel altijd een lidwoord gebruikt: de Hema, de Mediamarkt, de Bijenkorf, de Marskramer, de Bodyshop, de Gamma, enz.
Het lidwoord 'de' wordt namelijk gebruikt in combinatie met mannelijke en vrouwelijke woorden en bij meervouden. Je kind gebruikt 'het' in combinatie met een onzijdig woord in het enkelvoud. Je kind kan het lidwoord 'een' gebruiken in combinatie met mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden in het enkelvoud.
Dat gebruik van haar is verouderd. In het hedendaagse Nederlands wordt alleen hen, hun of ze gebruikt. Daarmee kan zowel naar mannen als naar vrouwen verwezen worden.
Ezelsbruggetje: jouw of jou
Als je het kunt vervangen door het persoonlijk voornaamwoord “hem”, is het “jou”. Als je het kunt vervangen door het bezittelijk naamwoord “zijn”, is het “jouw”.
Me is de onbenadrukte vorm van mij, zoals in “ik heb me vergist” en is nooit een bezittelijk voornaamwoord. Informele bezittelijke voornaamwoorden, zoals “m'n”, gebruik je nooit in academische teksten. “Mij” mag alleen gebruikt worden als er een voorzetsel voor staat: “dit onderzoek is van mij”.
Bezittelijke voornaamwoorden zijn woorden als hun, haar, zijn, mijn, jouw en ons. Ze geven een bezitsrelatie aan tussen een persoon en een zelfstandig naamwoord.
Hij/hem/zijn (voor iemand die zichzelf identificeert als man) Zij/haar/haars ( voor iemand die zichzelf identificeert als vrouw ) Zij/hen/hun (voor iemand die zichzelf niet identificeert als man of vrouw; deze voornaamwoorden zijn 'genderneutraal'; ze worden ook gebruikt als er naar meerdere mensen wordt verwezen).
Oorspronkelijk was haar een het-woord, zowel in de algemene betekenis 'haardos' als in de betekenis 'elke afzonderlijke haarvezel'. In de betekenis 'haardos' is haar nog steeds een het-woord.We verwijzen ernaar met dat. (1) Deze shampoo beschermt haar dat vaak blootgesteld wordt aan zon en chloor.
We gebruiken het bezittelijk voornaamwoord haar om naar vrouwelijke woorden te verwijzen (de regering en haar standpunt) en het bezittelijk voornaamwoord zijn om naar mannelijke en onzijdige woorden te verwijzen (de koning en zijn besluit, het comité en zijn rapport).
Voor een vat met kruiden: het kruidvat.Voor de winkel: de Kruidvat.
Als de naam van een organisatie of een bedrijf een vrouwelijk kernwoord bevat, gebruiken we het bezittelijk voornaamwoord haar om naar de naam te verwijzen. Naar een bedrijfsnaam met een mannelijk of onzijdig kernwoord verwijzen we met zijn.
Als het persoonlijk voornaamwoord niet het onderwerp van een zin is, wordt de vorm vaak bepaald door de nadruk. Voor wat betreft de nadruk wordt onderscheid gemaakt tussen volle en gereduceerde vormen. Woorden als 'mij', 'jou' 'u', 'hem', 'haar', 'ons', 'jullie', 'hen' en 'hun' worden tot de volle vorm gerekend.
Het woordgeslacht zie je aan een (o), (m) of (v) achter het woord in het woordenboek. Bij onzijdige woorden gebruik je altijd het lidwoord “het” of “een”. Mannelijke en vrouwelijke woorden krijgen altijd “de” of “een” als lidwoord.
Bijvoorbeeld: Jij bent jonger dan ik (ben), en niet Jij bent jonger dan mij* (ben). Jij bent jonger dan ik. Hij is minder introvert dan ik. Soufiane heeft meer likes gekregen dan ik.
Gebruik "I" als het het onderwerp van de zin is en gebruik "me" als het het object van de zin is . De juiste uitspraak is "Happy Birthday from Bob and me." De zin "Bob and me" is het object van het voorzetsel "from", dus je moet het objectpronomen "me" gebruiken.
De woorden mama en papa zijn overgenomen uit het Frans (maman, papa). Dat gebeurde al in de zeventiende eeuw. Net als in het Frans lag de klemtoon in het Nederlands op de tweede lettergreep: 'mamá', 'papá'.
De juiste formulering zou zijn "Ik ging naar het strand", wat verklaart waarom we in dit geval "Jessica en ik" zeggen. 2) "Wil je met mij naar het strand?" Nogmaals, dit is duidelijk onjuist. Wat verklaart waarom " Jessica en ik " in dit geval de juiste formulering is.