"De schattingen lopen ook nogal uiteen. De meeste schattingen zijn 40 en 70 procent genetische aanleg voor gewicht. Het hangt er vanaf in welke context je onderzoek doet. Wanneer je in een Vinex-wijk onderzoek doet krijg je andere resultaten dan wanneer je onderzoek doet bij een diverse onderzoeksgroep."
Hoe meer DNA je met een iemand deelt, hoe recenter je gemeenschappelijke voorouder was. Je deelt ongeveer 50% van je DNA met je ouders en kinderen, 25% met je grootouders en kleinkinderen, en 12,5% met je neven, ooms, tantes, neven en nichten.
Op de chromosomen zitten de genen. Een gen is een stukje DNA. Elk gen beschrijft de code van een kenmerk, die (mee)bepaalt hoe je er uit ziet, hoe je lichaam werkt of hoe je bent.
Het gen wat overheersend is bepaald of bij het kind de eigenschap van dit gen ook zichtbaar is. Zo overheerst het gen voor bruine ogen over het gen voor blauwe ogen. Als jij bruine ogen hebt dan kan het zijn dat je 2 genen hebt voor bruine ogen, maar ook dat je 1 gen hebt voor bruin en 1 voor blauw.
In totaal werden op die manier zowat 18.000 verschillende variaties onderzocht. Wanneer de onderzoekers alle eigenschappen samen nemen, is de gemiddelde bijdrage van de genen 49 procent, en 51 procent is het gevolg van omgevingsfactoren of toeval. Zo goed als gelijkspel dus.
Genen veroorzaken geen gedrag. Het MaoA gen uit het onderzoek van Brunner bijvoorbeeld, regelt de werking van boodschapperstoffen (neurotransmitters) die signalen van de ene hersencel naar de ander overdragen waarna bijvoorbeeld een bepaald gedrag in gang wordt gezet.
Uit onderzoek is gebleken dat de helft van ons karakter genetisch bepaald is (en dus wordt overgedragen door onze ouders), terwijl we de andere helft ontwikkelen terwijl we opgroeien. Als het om een jonge baby gaat, speelt erfelijkheid een belangrijkere rol.
Wil je als man een slim kind? Dan is het zaak om een intelligente moeder te vinden. Intelligentie hebben kinderen namelijk vooral te danken aan de genen die zij van hun moeder hebben geërfd. Dit blijkt uit een recent onderzoek gepubliceerd in Psychology Spot, waarover Ouders van Nu schrijft.
De additieve genetische relatie tussen volle broers en volle zussen is 0.5, omdat ze gemiddeld 50% van hun DNA delen.
De chromosomen in elk van haar paren hebben vóór je geboorte al genen met elkaar uitgewisseld, maar het resultaat verandert niet – de helft van je chromosomen krijg je van haar. De andere helft komt van je vader. Dat geldt ook voor je broers en zussen.
Het DNA van een mens is verdeeld over 23 paar chromosomen. Van elk paar krijg je er 1 van je vader (via de zaadcel) en 1 van je moeder (via de eicel). Het geslacht wordt ook door chromosomen bepaald: het X- en Y-chromosoom. Vrouwen hebben 2 X-chromosomen, mannen hebben 1 X-chromosoom en 1 Y-chromosoom.
Je erft je genen van je ouders. Van elk gen erf je twee kopieën: één van je vader en één van je moeder. Ook de genen van je grootouders en verre voorouders hebben invloed op de kleur van je huid.
Ons eigen DNA is een combinatie van het DNA van onze ouders. De ene helft komt van je vader, de andere helft van je moeder. Maar in het DNA van iedereen zitten al bij de geboorte variaties die je bij geen van de ouders terugvindt. Dit zijn de novo mutaties; 'nieuwe' mutaties (veranderingen) die alleen het kind heeft.
Tandgrootte, het formaat van de kaak en de vorm van je tanden zijn allemaal genetisch bepaald, en kinderen kunnen deze karakteristieken van beide ouders erven volgens het American Journal of Physical Anthropology. Echter blijkt de kans groter dat kinderen deze kenmerken van hun vader erven.
Het is namelijk zo dat kinderen de helft van het DNA profiel van hun ouders overerven. In theorie kan het dus zijn dat broers en zussen precies de andere helft van het DNA van hun ouders hebben geërfd en dus is statistisch niet vast te stellen of zij dezelfde vader of ouders hebben.
De DNA-databank neemt DNA profielen op in opdracht van het Openbaar Ministerie (OM). Het OM geeft ook opdracht om uw DNA-profiel uit de DNA-databank te verwijderen en het daarvoor gebruikte celmateriaal te vernietigen. Een bevestiging van een opname en/of verwijdering van een DNA profiel wordt naar het OM gestuurd.
Alleen door DNA-onderzoek kun je weten of je biologisch familie van elkaar bent. Dit onderzoek heet een vaderschapstest of verwantschapstest. Hoe meer je aan elkaar verwant bent, en hoe meer familieleden er mee doen, hoe makkelijker het is om de familieband vast te stellen.
Hun geschiedenis gaat 6 tot 15 generaties terug, of ruwweg 100 tot 400 jaar. Meer informatie over hoe MyHeritage etniciteitsschattingen op basis van DNA maakt, vindt u in het volgende artikel: Het Founder Populations Project: Hoe MyHeritage jouw etniciteit bepaalt.
Je hebt ongeveer 50% van je DNA van je vader. De andere 50% heb je van je moeder. Maar je hebt niet van elke grootouder precies 25%. Het percentage gedeeld DNA ligt tussen 18 – 33%.
Je IQ ligt minder vast dan gedacht. Veranderingen in het volume van bepaalde hersengebiedjes tijdens je pubertijd kunnen je intelligentiescore flink omhoog krikken – of juist omlaag. Je intelligentie, uitgedrukt in IQ, verandert gedurende je leven nauwelijks.
De grootste groep kinderen met een hoog IQ heeft ouders die zelf dichter bij het gemiddelde (IQ=100) zitten. De kans dat een ouder zelf een hoog IQ heeft, hangt wel af van de hoogte van het IQ van het kind: hoe hoger het IQ van een kind, hoe groter de kans dat de ouders een IQ boven 130 hebben.
Genen die zowel de structuur als het functioneren van het brein beïnvloedden, vormen een verklaring voor de gemeten IQ-verschillen. Posthuma zegt in haar proefschrift dat verschillen in IQ voor wel tachtig tot negentig procent aan erfelijke factoren liggen.
Temperament is de primaire, aangeboren manier waarop je baby reageert op haar omgeving. Het karakter van je baby wordt gevormd door haar temperament en haar omgeving. Een karakter is dus niet aangeboren, maar moet zich nog ontwikkelen. Het karakter groeit vervolgens door de jaren heen uit tot de persoonlijkheid.
Het karakter en temperament van je baby zijn aangeboren. Je kind wordt ook gevormd door omgevingsfactoren als de plaats in de kinderrij (is hij de oudste, middelste of de jongste), opvoeding en liefde die hij krijgt. Maar of hij extravert of introvert is, is dus in aanleg aanwezig.