Verliezen kan met hebben of met zijn worden vervoegd, zowel als de nadruk op de gebeurtenis van 'het verliezen' ligt, als wanneer het gevolg ervan ('het kwijt zijn') wordt benadrukt. Evy is / heeft haar smartphone voor de tweede keer verloren.
Het officiële advies staat op de website van de Taalunie, taaladvies.net. Daar staat dat het allebei kan. Weliswaar staat in de toelichting dat andere naslagwerken 'ben' aanraden als de gebeurtenis van het kwijtraken benadrukt wordt, maar dat vinden de taaladviseurs blijkbaar een achterhaald standpunt.
Zijn en hebben kunnen allebei
Werkwoorden van beweging, zoals fietsen, lopen, rijden, vliegen. Deze krijgen hebben als het vooral om de beweging zelf gaat, en zijn als het om de richting waarin de beweging plaatsvindt gaat. Vergelijk de volgende zinnen: Ik heb gisteren 20 kilometer gefietst.
Het werkwoord verliezen, waarvan verloren het voltooid deelwoord is, heeft van oudsher een voltooide tijd met het hulpwerkwoord hebben. In vaste verbindingen en uitdrukkingen is er daarom vaak een lichte voorkeur voor verloren hebben boven verloren zijn: Heb je je tong verloren?
Ik heb verwijst naar een handeling in het verleden, die is afgelopen (vtt). Er brandden geen kaarsen, dus heb ik de taart meteen aangesneden. Ik had verwijst naar een handeling die plaatsvond vóór een andere handeling in het verleden (vvt).
Wat is de verleden tijd van verliezen? De verleden tijd van verliezen is 'verloor'. Het voltooid deelwoord is 'heeft, is verloren'.
In veel naslagwerken wordt traditioneel aangeraden om het werkwoord verliezen (in de betekenis 'kwijtraken') met hebben te vervoegen als de nadruk op de gebeurtenis van het 'verliezen' ligt.
verblijven - algemeen met hebben: we hebben maar kort daar verbleven; blijven kent alleen maar zijn: we zijn maar kort daar gebleven.
Verloren en gaan vormen dus geen samenstelling zoals open en gaan in opengaan. Waarom dat zo is, is moeilijk te verklaren. Verloren en open zijn immers allebei bijvoeglijke naamwoorden. Bovendien is verloren gaan een bekende combinatie.
Is het 'Ik heb iets vergeten' of 'Ik ben iets vergeten'? De zinnen Ik heb iets vergeten en Ik ben iets vergeten zijn beide correct. Het hangt van de betekenis af welk werkwoord u gebruikt. Hebben wordt doorgaans gebruikt bij een activiteit of gebeurtenis, en zijn bij een situatie of een verandering.
De voltooide tijden worden gevormd met een hulpwerkwoord van tijd (hebben of zijn) en een voltooid deelwoord: hij heeft gewerkt, hij is gekomen. Wanneer welk hulpwerkwoord wordt gebruikt, is niet in enkele eenvoudige regels te beschrijven.
De onvoltooid verleden tijd en de voltooid verleden tijd verschillen op een aantal punten van elkaar. Bij de onvoltooid verleden tijd gaat het over een handeling die op een exact moment in het verleden plaatsvond. Bij de voltooid verleden tijd gaat het om een afgeronde handeling ergens in het verleden.
Bij overgankelijk gebruik worden deze werkwoorden met hebben vervoegd, bij onovergankelijk gebruik met zijn. Als de handeling zelf centraal staat, dan worden deze werkwoorden met hebben vervoegd. Als de verandering van plaats of de richting (met het te bereiken doel) centraal staat, dan worden ze met zijn vervoegd.
Het hulpwerkwoord van de lijdende vorm in de voltooide tijd is zijn.
“Zijn” wordt verder met intransitieve werkwoorden gebruikt die een verandering van toestand uitdrukken waarin het onderwerp zich bevindt; soms is dat een verandering in de psychische toestand, soms een verandering in de fysische toestand. Hij is twee keer gevallen. Ik ben toen erg geschrokken.
Sommige mensen gebruiken 'gehad' als ze 'gekregen' bedoelen. Het is spreektaal en volgens Van Dale niet fout, maar het leidt soms wel tot verwarring: Ik heb een fiets gehad (gekregen: voor mijn verjaardag bijvoorbeeld) Ik heb een fiets gehad (maar ik heb hem nu niet meer: hij is gestolen bijvoorbeeld)
Beide zinnen zijn correct!