Mensen kunnen volgens Meijer in een piekperiode tussen de 700 (normale mensen) en 2.000 (topsporters) watt leveren. Vervolgens is het omrekenen: 736 watt is 1 pk. Dat betekent dat een mens in korte tijd tussen de 0,9 en 2,7 pk kan leveren.
Daarom is er daarvoor een Praktijkrichtlijn Fysieke Belasting afgesproken: 'Niet trekken van meer dan 25 kg met 2 handen, maximaal 15 kg per hand. En als de kracht uit de vingers komt maximaal 5 kg'. Maar hoe meet je dat?
Als uitgangspunt mag de te duwen of trekken kar inclusief belading niet meer dan 350 kg bedragen. Daarbij gaan we uit van een kar met goede, grote wielen en een vlakke ondergrond, zonder drempels of hellingen. Als dat wel het geval is, dient bij voorkeur een lager maximum duw- en trekgewicht te worden gehanteerd.
3) De formule W = F • s geldt alleen als de kracht in dezelfde richting wijst als de verplaatsing. Andere gevallen worden hier buiten beschouwing gelaten. In de figuur hiernaast tilt een man een doos op. Op de doos werken twee krachten, namelijk zijn zwaartekracht Fz en de spierkracht Fspier van de man.
De arbeid (W) die een kracht (F) verricht is gelijk aan de kracht keer de verplaatsing (s) die de kracht veroorzaakt (W=F·s). Als kracht en verplaatsing tegengesteld zijn kan arbeid ook negatief zijn en komt er juist energie vrij in plaats van dat iets energie kost.
Potentiele energie heet ook wel zwaarte-energie. Het is de energie die voorwerpen hebben als ze zich op een bepaalde hoogte boven de grond bevinden. Hoe hoger, hoe groter de potentiele energie.
Snelheid is een vector
Dat betekent dat een kracht een grootte, richting en zin heeft. Net als kracht, is snelheid ook een vectoriële grootheid. Zo is het niet alleen belangrijk hoe snel je rijdt (= grootte van de vector), maar ook waar je naartoe rijdt (= richting en zin van de vector).
Kracht is een maat voor op welke manier er wordt geduwd tegen of getrokken aan een voorwerp. Wanneer een kracht inwerkt op een voorwerp, kan de kracht een verandering van de snelheid en/of een vervorming van dat voorwerp tot gevolg hebben. Verandering van snelheid noemen we het dynamisch effect van krachten.
2) De normaalkracht Fn is de kracht waarmee een plat vlak (bijvoorbeeld een tafel) tegen een voorwerp aan duwt. Alsof de tafel dus een kracht uitoefent op het voorwerp dat erop staat. De normaalkracht staat altijd loodrecht op het vlak waar het voorwerp op staat.
Metrische horsepower
1 pk komt dus overeen met ongeveer 0,7355 kW, en 1 kW met ongeveer 1,3596 pk. Het vermogen van stoommachines en later ook dat van motoren werd vroeger in pk uitgedrukt.
Duwen is beter dan trekken. Men kan beter het eigen lichaamsgewicht inzetten en de schouders worden minder belast. Duwen is ook minder vermoeiend over langere afstanden. Toch zijn er ook nadelen aan duwen: het plots stoppen is gevaarlijker en men heeft minder zicht waar men rijdt.
Maximaal is dat 23 kilo, maar bij extra zware omstandigheden kan dat dus nog lager zijn. Over het algemeen luidt de uitkomst maximaal 12 kg of zelfs nog veel minder. In de bouw geldt als regel dat goederen zwaarder dan 50 kg niet handmatig verplaatst mogen worden. Dus ook niet met meerdere werknemers.
Eén Nm is de kracht van 1 newton op een afstand van 1 meter tot het draaipunt.
Een newtonmeter (N·m of Nm) is in het SI-stelsel de eenheid voor koppel (moment). Het is een samengestelde eenheid overeenkomend met de kracht van 1 newton uitgeoefend op een arm van 1 meter.
× Maak een rolcontainer niet te zwaar. BGZ Wegvervoer adviseert een maximaal gewicht van 500 kilogram. Chauffeurs en magazijnmedewerkers kunnen zélf ook veel doen om op een gezonde manier met rolcontainers te werken. Door een juiste werkwijze kunnen zij latere gezondheidsklachten voorkomen!
De grootte van de zwaartekracht is gelijk aan de massa keer de valversnelling, dus Fg = m · g = 10 kg · 9,8 m/s2 = 98 N. Dan voor de normaalkracht: deze is getekend vanaf het punt waar het blok de vloer raakt en de grootte is exact even groot als de zwaartekracht, anders zou het blok door de grond zakken.
Een normaalkracht is de kracht loodrecht op een oppervlak die het binnendringen van een voorwerp tegenwerkt.
Er zijn verschillende soorten krachten. Voorbeelden van krachten: spierkracht, zwaartekracht, veerkracht, spankracht, magnetische kracht en wrijvingskracht.
Zwaartekracht op aarde
Hoe verder van de aardas af, hoe groter deze middelpuntvliedende kracht. Op de evenaar is deze kracht het grootst, aan de polen is ze nul. De niet-gecorrigeerde gemeten zwaartekracht is daarom op hogere breedtegraden groter dan op lagere.
Stel dat je met je hand tegen de muur aan duwt met een kracht van 5,0 N. De muur duwt dan terug tegen je hand met een even grootte maar tegengestelde kracht van 5,0 N. In woorden: "Als de snelheid van een voorwerp constant is, is de totale kracht op het voorwerp 0 N".
Een mens kan g-krachten goed waarnemen vanaf 3g. Bij 6g worden de meeste mensen misselijk, bij 9g raakt men buiten bewustzijn en 14g is dodelijk.
Een massa van 1 kg ondervindt op aarde op de breedtegraad van Nederland en België op zeeniveau een zwaartekracht van ongeveer 9,81 newton, aan de polen is dit 9,83 N en aan de evenaar 9,78 N.
Hoe sterker een veer is, hoe hoger de veerconstante.
De veerconstante is dus voor elke veer anders, sommige springveren zijn sterker dan andere. De veerconstante wordt bepaald door te kijken hoeveel kracht er nodig is om een veer een bepaalde afstand uit te rekken.
Het verband tussen snelheid, afstand & tijd
s = V * t, met V voor de snelheid in m/s, s voor de afstand in m en t voor de tijd in seconden.