Een hypothese is een voorlopige stelling waarin je aangeeft wat je verwacht te vinden in je onderzoek. Vervolgens toets je deze hypothese met behulp van je wetenschappelijke onderzoek, zoals een experiment of correlationeel onderzoek. Je stelt de hypothese altijd op voordat je het onderzoek uitvoert.
In een onderzoeksvraag formuleer je wat je wilt weten en hoe je daar achter denkt te komen, terwijl je in een hypothese al een uitkomst formuleert. Je onderzoeksvraag beantwoord je meestal met een aantal hypothesen.
Bij kwantitatief onderzoek analyseer je de data door middel van hypothesetoetsing van de nulhypothese en alternatieve hypothese. Je voert een statistische analyse uit en vergelijkt de verkregen p-waarde met het vooraf gekozen significantieniveau.
Wanneer je een goede onderzoeksvraag hebt bedacht ga je een hypothese opstellen. In het onderzoek maak je vaak gebruik van hypothesen om te bepalen wat voor experiment je moet doen om je vraag te beantwoorden. In het kort is een hypothese een mogelijke verklaring van een fenomeen.
De eerste stap om tot een juiste onderzoeksvraag te komen is het beantwoorden van de vraag 'waarom ga je onderzoeken, evalueren of monitoren? ' Het beantwoorden van deze vraag geeft je een beeld van het soort onderzoeksvraag dat je gaat stellen, welke informatie je nodig hebt en welke antwoorden je nodig hebt.
Hypothesen zijn anders dan verwachtingen: ze zijn eigenlijk het vervolg erop. Is een aanname nog een algemene verwachting over de resultaten, een hypothese wordt heel specifiek geformuleerd over een eigenschap in je populatie. Verder omschrijf je de aard van je veronderstelling en de richting, tenminste als die er is.
Hypothesetoetsen zijn statistische methoden om effecten (zoals statistische relaties op basis van een steekproef) te toetsen op langetermijnwaarschijnlijkheid (significantie). Als het goed is, wordt hierbij ook altijd de praktische relevantie (sterkte) meegenomen.
De nulhypothese en alternatieve hypothese zijn twee tegengestelde beweringen waarvan onderzoekers met behulp van een statistische test de bewijzen tegen elkaar afwegen: Nulhypothese (H0): Er is geen effect in de populatie.
Je probleemstelling beschrijft het probleem dat onderzocht wordt. De doelstelling geeft aan waar het onderzoek inzicht gaat verkrijgen. De hoofdvraag (of centrale onderzoeksvraag) is de vraag met betrekking tot het probleem waarop je scriptie een antwoord geeft.
Een goede onderzoeksvraag bevat dus altijd 3 of 4 aspecten om hem goed af te bakenen: Wat? Wanneer? Waar? Wie?
Bij hypothese toetsen wordt een hypothese H0 getest tegen een hypothese Ha. H0 is de nulhypothese en Ha is de alternatieve hypothese. Ha wordt ook wel H1 genoemd. De alternatieve hypothese is meestal de onderzoekshypothese, die alleen aangenomen (ondersteund) wordt door de nulhypothese te verwerpen.
Onderzoeksvragen zijn de vragen die je in je scriptie beantwoordt. Deze vragen geven structuur aan de scriptie. De soort onderzoeksvragen die je stelt, hangen bovendien sterk samen met het soort onderzoek dat je doet. De belangrijkste onderzoeksvraag waarop je antwoord geeft, is de hoofdvraag.
Vaak wordt het 95% betrouwbaarheidsinterval gebruikt. Hiermee zeg je eigenlijk: stel ik zou mijn onderzoek 100 maal herhalen, dan verwacht ik dat de werkelijke waarde (parameter) minstens 95 keer binnen het (voor ieder onderzoek apart opgestelde) 95% betrouwbaarheidsinterval ligt.
Strikt genomen is de p-waarde een maat voor de kans dat de nulhypothese ten onrechte is verworpen (en het gevonden verschil tussen onderzoeksgroepen dus in werkelijkheid op toeval berust). Praktisch gezien is de p-waarde een waarde tussen 0 en 1, die wordt bepaald door middel van een statistische toets.
Maak een lijst van alle scores en vind het gemiddelde. Trek het gemiddelde af van iedere score om de afstand (afwijking) tot het gemiddelde te berekenen. Bereken voor iedere afwijking het kwadraat. Tel alle gekwadrateerde afwijkingen bij elkaar op.
Er is geen betekenisverschil. Sommige woorden hebben een meervoud op -en en op -s. Doorgaans is er geen betekenisverschil, wel kan er een stijlverschil zijn.
Een hypothese is een aanname, een veronderstelling, een theorie.
Het formuleren van deelvragen en hypothesen
Een onderzoeksvraag is vaak te groot om eenvoudig te kunnen beantwoorden. Om het onderzoek beter uit te kunnen voeren is het daarom verstandig om je onderzoeksvraag op te splitsen in een aantal deelvragen.
Formuleer een open vraag
Begin hoofdvragen bijvoorbeeld met de volgende woorden: 'in hoeverre', 'welke' of 'wat'. Hiermee kun je gemakkelijk een open vraag formuleren en een breder onderzoek doen. Voorkom echter het gebruik van 'waarom' in je hoofdvraag. Dit maakt je onderzoek te breed en niet specifiek genoeg.
De deelvragen zijn minder complex dan de hoofdvraag. Je combineert niet twee typen onderzoeksvragen met elkaar. Je stelt alleen deelvragen op die je per se nodig hebt om je hoofdvraag te beantwoorden. Je stelt altijd wel één of twee beschrijvende of vergelijkende deelvragen op.