Het voltooid deelwoord is een vorm van het werkwoord.De voltooide tijd wordt gevormd door de persoonsvorm van het hulpwerkwoord hebben of zijn en het voltooid deelwoord van het hoofdwerkwoord. We hebben tot vijf uur gewacht. We zijn te laat gekomen.
Een bekend ezelsbruggetje om te achterhalen of een voltooid deelwoord met d dan wel met t wordt geschreven, is luisteren naar de verleden tijd. Eindigt die op -de, dan schrijven we het voltooid deelwoord met -d.Eindigt de verleden tijd op -te, dan schrijven we het voltooid deelwoord met -t.
Wanneer gebruik je een voltooid deelwoord? Als je wilt vertellen dat iets al gebeurd is, dan gebruik je een voltooid deelwoord in een zin. Voltooid betekent dat iets af is. Er gebeurt daarna niets meer.
Bij een voltooid deelwoord hoort altijd een hulpwerkwoord in de zin. Het hulpwerkwoord is het woord dat verandert als je de zin in een andere tijd zet. De persoonsvorm dus! De meeste voorkomende hulpwerkwoorden zijn: zijn, hebben en worden.
Enkele voorbeelden van een voltooid deelwoord zijn: Hij is door een wesp gestoken. Mijn opa heeft zijn been gebroken. Dat heb jij goed gedaan.
ik douchte, wij douchten. ik heb gedoucht. de gedouchte man.
Een voltooid deelwoord begint vaak met ge-, maar kan ook beginnen met be-, -her, ver- of ont-. Met een voltooid deelwoord wordt aangegeven dat iets al gebeurd is.
Ezelsbrug. Twijfel je nog of je een -t moet toevoegen of niet? Vervang dan het werkwoord dat in de ik-vorm op een -d eindigt door een vorm van “lopen”. Als daar een -t achter komt, dan moet je die ook toevoegen bij het werkwoord dat op een -d eindigt!
Als het onderwerp enkelvoud is, is de persoonsvorm dat ook.Hij loopt, de mensen schreeuwden, ik fiets.Het voltooid deelwoord geeft aan dat iets al is gebeurd.
Een voltooid deelwoord geeft aan dat iets is gebeurd of is afgerond. Kijk bijvoorbeeld naar deze zin: Heb je je examen gehaald? Je vraagt naar iets wat is gebeurd, wat is voltooid. Dat doe je in deze zin met het hulpwerkwoord heb en het voltooid deelwoord gehaald.
In verzorgde schrijftaal staat een voltooid deelwoord bij voorkeur vooraan of achteraan in de werkwoordelijke eindgroep. De werkwoordelijke eindgroep is de opeenvolging van werkwoordsvormen aan het eind van een hoofd- of bijzin. De persoonsvorm van een hoofdzin maakt nooit deel uit van de werkwoordelijke eindgroep.
Je schrijft de verleden tijd dus door de(n) of te(n) achter de ik-vorm van het werkwoord te zetten. Bij werkwoorden waarvan de ik-vorm op een d of t eindigt, krijg je dus dubbel-d of dubbel-t: ik antwoord – ik antwoordde – wij antwoordden; ik sport – ik sportte – wij sportten.
Het werkwoord verhuizen wordt als volgt vervoegd: ik verhuis, jij verhuist, wij verhuizen, jij verhuisde, wij verhuisden, wij zijn verhuisd. De stam (het hele werkwoord min -en) van verhuizen is verhuiz.
Vervoeging: ik verhuis, jij verhuist, hij verhuist, wij verhuizen. ik verhuisde, wij verhuisden. ik ben verhuisd.
Het correcte voltooid deelwoord van uploaden is geüpload.
Het voorvoegsel ge- van het voltooid deelwoord wordt aan het begin van de werkwoordsvorm geplaatst. Als geüpload als bijvoeglijk naamwoord een buigings-e krijgt, is geüploade de correcte spelling.
De correcte vervoeging is je/jij vindt.
Als het onderwerp je/jij achter de persoonsvorm staat, is de correcte vervoeging vind je/jij. Bij combinaties met je is het niet altijd even duidelijk of je het onderwerp van de zin is. Als u daaraan twijfelt, kunt u je proberen te vervangen door jij of jou(w).
Juist is voor hetzelfde geld, zonder t. Het gaat hierin niet om de werkwoordsvorm geldt, maar om het zelfstandig naamwoord (het) geld.
Het voltooid deelwoord van regelmatige werkwoorden wordt meestal gevormd door het prefix ge-, ver- of be- aan het werkwoord toe te voegen en door een –d of een –t aan het einde van het werkwoord te plakken, zoals bij ge-werk-t of be-antwoor-d. Ook staat er een hulpwerkwoord in de zin (een vorm van “hebben” of “zijn”).
Het voltooid deelwoord staat meestal achter in de zin en begint meestal met -ge.ook moet er een hulpwerkwoord in de zin staan bijvoorbeeld heb. zodat je bijvoorbeeld kan zeggen ik HEB het boek GELEZEN. dan is heb het hulpwerkwoorden en gelezen het voltooid deelwoord.
Het voltooid deelwoord is een vorm van het werkwoord.
Voltooide deelwoorden maken deel uit van samengestelde werkwoordstijden. De voltooide tijd wordt gevormd door de persoonsvorm van het hulpwerkwoord hebben of zijn en het voltooid deelwoord van het hoofdwerkwoord.
Wat moet het zijn: 'Ik heb gedoucht' of 'Ik heb me gedoucht'? ! Volgens de hedendaagse woordenboeken is douchen geen wederkerend werkwoord; zich douchen wordt niet vermeld.Als we afgaan op deze woordenboeken is alleen 'Ik heb gedoucht' juist.