Mijn is een bezittelijk voornaamwoord.Me is de onbenadrukte vorm van mij, zoals in “ik heb me vergist” en is nooit een bezittelijk voornaamwoord. Informele bezittelijke voornaamwoorden, zoals “m'n”, gebruik je nooit in academische teksten.
Het woordje 'me' is vooralsnog geen bezittelijk voornaamwoord. Het kan wel een persoonlijk of wederkerend voornaamwoord zijn: 'de leraar vroeg ME of ik ME verveeld had tijdens het maken van MIJN proefwerk'. Dat mooie woordje 'mijn' is het enige bezittelijk voornaamwoord dat aangeeft dat iets echt van mij is.
Als niet-onderwerpsvorm kunnen we zowel me als mij gebruiken. Het is aan te bevelen om zo veel mogelijk de gereduceerde vorm me te gebruiken. Overmatig gebruik van de volle vorm mij maakt zowel gesproken als geschreven taal onnatuurlijk.
Het woordje 'me' gebruik je als persoonlijk voornaamwoord dat verwijst naar jezelf. Het gaat dan niet om bezit. Ook bij wederkerende werkwoorden komt me voor. Voorbeelden van wederkerende werkwoorden zijn: zich herinneren, zich schamen, zich haasten, zich verslapen, etc.
'Me' is een doorzichtiger woord. Als het geen nadrukkelijke functie in de zin heeft, zou ik om die reden altijd 'me' verkiezen boven 'mij'. Tekstuele zaken die de aandacht trekken (wat 'mij' vaak een beetje doet) leiden namelijk af van de inhoud van je tekst.
Soms kan het lastig zijn om te bepalen of je "me" of "I" in een zin moet gebruiken. Gebruik het voornaamwoord "I" wanneer de spreker de actie uitvoert, alleen of met iemand anders. Gebruik het voornaamwoord "me" wanneer de spreker de actie van het werkwoord op een of andere manier ontvangt, direct of indirect.
mij (persoonlijk voornaamwoord) 1als lijdend of meewerkend voorwerp, 1e persoon enkelvoud; = me: wil je het mij niet vertellen?
Je kunt over van alles vertellen, zoals reizen, bergwandelen, muziek, sporten, je favoriete boek of film, je hobby's, familie en werk. Als het maar iets over jou als persoon zegt. Vanuit het informele begin zal het gesprek vanzelf meer een zakelijke wending krijgen.
Me gebruik je om naar jezelf te verwijzen
Ze hebben me uitgenodigd voor het sollicitatiegesprek. Me geeft hier aan wie uitgenodigd is, namelijk degene die aan het woord is. In plaats van me kun je ook kiezen voor mij. In het bovenstaande voorbeeld benadruk je dan dat ze jou hebben uitgenodigd.
Goede manieren dicteren dat we onszelf als laatste noemen, vandaar de beleefdere vorm die u voorstelt Uw/Uw en mijn moedertaal bestaan al honderden jaren naast elkaar, wat natuurlijk ook Uw moedertaal en de mijne bestaan al honderden jaren naast elkaar. Het laatste levert ook geen problemen op.
In de spreektaal en ook wel in de informele schrijftaal (tweets, appjes), wordt me vaak gebruikt als bezittelijk voornaamwoord: me moeder. De gereduceerde vorm van mijn is echter m'n, niet me. Met m'n moeder is dus niets mis.
mijn: bijvoeglijk naamwoord:: Ik gaf het aan mijn vriend.mij: zelfstandig naamwoord in de objectieve naamval (subjectieve naamval = ik):: Ik gaf het aan mezelf.
Juist, maar als zodanig is volgens mij dan weer overbodig. Immers, alles wat die man zegt, is - noodzakelijk - zijn mening. Zodra hij andermans mening zegt, zegt hij dat erbij ('volgens Jan, buurman, Reader's Digest, als ik lieg, lieg ik in commissie hoor'). Volgens mij is dus overbodig.
De vorm kun(t) is de neutrale vorm in het hele taalgebied: je kunt, jij kunt, kun je, kun jij. In België is ook de vorm kan neutraal; in Nederland wordt die als informeler beschouwd: je kan, jij kan, kan je, kan jij. Als je de betekenis van men heeft, zijn beide vormen gelijkwaardig.
Een voornaamwoord verwijst naar mensen, dieren of dingen, zonder ze te noemen. Voornaamwoorden komen dus in plaats van een subject. Er zijn acht soorten voornaamwoorden: persoonlijk voornaamwoord (pronomen personale): ik, mij, zij, jullie, het, 'm.
Persoonlijk voornaamwoord
accusatief en datief van ik, eerste persoon enkelvoud. Hij ontsloeg mij. Hij gaf mij een baan.
✔️ Als we het over het onderwerp van de zin hebben, dan is "my friend and I" correct . Bijvoorbeeld: my friend and I both like to cook." ✔️ Maar als je het als object gebruikt, dan moet je "me and my friend" gebruiken. Bijvoorbeeld: "He told me and my friend." #LearnEnglish #EnglishOnline #EnglishGrammar.
Als u naar uzelf en een andere persoon (of meerdere andere personen) wilt verwijzen als het/de onderwerp(en) van de zin (de personen die een actie voltooien), moet u "I" gebruiken. Het wordt makkelijker met voorbeelden: Correct: Jane and I went to the store to get more grocerys.
Na een voorzetsel volgt altijd een niet-onderwerpsvorm van het persoonlijk voornaamwoord. Onderwerpsvormen zijn ik, jij/je, hij, zij/ze, het, wij/we, jullie en zij/ze. De niet-onderwerpsvormen (ook wel voorwerpsvormen genoemd) zijn mij/me, jou/je, hem, haar, het, ons, jullie en hen/hun.
Mijn is een bezittelijk voornaamwoord.Me is de onbenadrukte vorm van mij, zoals in “ik heb me vergist” en is nooit een bezittelijk voornaamwoord. Informele bezittelijke voornaamwoorden, zoals “m'n”, gebruik je nooit in academische teksten.
Naast mijn zusje is wel m'n zusje mogelijk. Mijn in mijn zusje is een bezittelijk voornaamwoord. Wie mijn zusje informeler of met minder nadruk wil opschrijven, kan voor m'n zusje kiezen. Me is niet goed, want me is geen bezittelijk maar een persoonlijk voornaamwoord, net als mij.
De persoonlijke voornaamwoorden ik, mij, wij en ons komen daarom bij voorkeur aan het einde van de nevenschikking. Bij ik en mij is die voorkeur het sterkst. Sara, Piet en ik doen niet mee aan de wedstrijd. Die cadeautjes zijn voor jou en mij.