Het leven op de plantages is voor de slaven heel slecht. De meesten moeten zwaar werk doen, wel 60 tot 96 uur per week. En altijd is er de zweep voor wie niet hard genoeg zijn best doet volgens de opzichter. De slaven krijgen maar tweemaal per dag te eten: het is niet veel en bijna altijd hetzelfde.
Zij hadden niet meer de keuze over waar ze leefden en welk werk ze deden. Soms kregen de slaven betaald, meestal kregen zij in ruil voor hun werk alleen voedsel en inwoning bij hun eigenaar. Soms waren zij in de gelegenheid zichzelf vrij te kopen, of gaf hun eigenaar hun vrijheid terug na vele jaren werk.
De Nederlandse kolonisten in Azië en het Atlantische gebied verhandelen vanaf de zeventiende eeuw mensen om te werken op plantages, in mijnen en in huishoudens. Deze slaven krijgen geen loon en moeten gedwongen werken. Dit leidt vaak tot opstanden en vluchtpogingen. Pas in 1863 verbiedt Nederland de slavernij.
Hoe werd iemand slaaf? Mensen werden als slaaf meegenomen als ze bijvoorbeeld hun vrijheid kwijt waren, vanwege een misdaad of schulden. Ook mensen waarvan hun ouders slaaf waren, werden automatisch slaaf. De meeste slaven werden gewoon uit hun dorp gehaald en vanuit Afrika meegenomen naar Amerika, de plantages.
Voordat de eerste slaven uit Afrika werden gevoerd door de Europeanen, maakten de Arabieren al gebruik van de Afrikaanse 'slavenmarkt'. Zij zetten de Afrikanen onder andere in voor de verbouw van suikerriet in het zuiden van Portugal. Deze slaven werden aangevoerd van de West-Afrikaanse kust.
Zoals staat geschreven in het boek 'Disposable People: New Slavery in the Global Economy: “In 1850 kostte een gemiddelde slaaf in het zuiden van Amerika, omgerekend naar hedendaags geld, $ 40,000. Nu kost een slaaf wereldwijd gemiddeld $ 90.”
Ook Nederlandse kooplieden deden mee aan die handel. Ze haalden die mensen uit Afrika. In de 18e eeuw werd er veel oorlog gevoerd tussen verschillende stammen in Afrika. Het stamhoofd nam zijn vijanden gevangen en verkocht deze als slaven aan een Nederlandse koopman.
Soms werden slaven vrijgelaten door trouwe dienst: dit was vaak als ze het heel goed konden vinden met hun eigenaar. Of ze werden volledig vrij als hun eigenaar doodging.
In de 17e en 18e eeuw was de driehoekshandel op zijn hoogtepunt en werden grote aantallen slaven door vooral Portugese, Engelse, maar ook Spaanse en Nederlandse handelaren gekocht aan de kust van West-Afrika en verkocht in Amerika. De huidige schatting is dat 12 miljoen slaven zijn vervoerd vanuit Afrika naar Amerika.
Opmerkelijk is dat de traditionele vorm van slavernij - mensen als eigendom - in Mauritanië het meest voorkomt. De top-10 van landen met de hoogste percentages slaven bestaat verder uit Haïti, Pakistan, India, Nepal, Moldavië, Benin, Ivoorkust, Gambia en Gabon. Nederland staat in de Index op de 139ste plek.
Het leven op de plantages is voor de slaven heel slecht. De meesten moeten zwaar werk doen, wel 60 tot 96 uur per week. En altijd is er de zweep voor wie niet hard genoeg zijn best doet volgens de opzichter. De slaven krijgen maar tweemaal per dag te eten: het is niet veel en bijna altijd hetzelfde.
Het leven is loodzwaar voor de tot slaaf gemaakten. Zo moeten ze suikerriet oogsten in de brandende zon en zijn werkweken van 60 tot 100 uur normaal. Door zware straffen, slechte behuizingen en ziekte verliezen duizenden mensen hun leven.
Michiel de Ruyter (1607-1676)
Die handelsroutes waren voor een groot deel gebaseerd op de slavenhandel waarmee de de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden veel geld verdiende. Aan de westkust van Afrika, waar de bevolking vaak tot slaaf werd gemaakt, vocht De Ruyter daarom verschillende oorlogen uit met Engeland.
Naast Bantu-slaven maakten de Somaliërs ook tot slaaf van de Chamito-Semitische pastorale volkeren . Veel Oromo's werden dus gevangen genomen tijdens oorlogen en invallen. Er waren echter zeer duidelijke verschillen in de perceptie en behandeling van Oromo-slaven in vergelijking met Bantu-slaven.
In de oudheid waren er verschillende mogelijkheden om aan slaven te komen: piraterij, veroordeling, handel en oorlog. Vooral dit laatste leverde grote aantallen slaven op. Bij elke Romeinse militaire overwinning werden de verliezers veroordeeld tot slavernij, ongeacht hun afkomst.
Hoe begon de slavernij? Op jacht naar meer land en rijkdom, voerde Nederland in de zeventiende eeuw oorlog tegen de Spanjaarden en Portugezen. Zeevaarder Piet Hein veroverde de Spaanse zilvervloot en Nederland pakte slavenfort Elmina in Ghana af van Portugal.
Als laatste land ter wereld schafte Mauritanië de slavernij af, in 1980.
Slavernij duurde tot ongeveer 1865 in ongeveer de helft van de Amerikaanse staten. Als economisch systeem werd de slavernij grotendeels vervangen door sharecropping en het convict leasing, het verpachten van gevangenen.
Tussen 1519 en 1867 vonden wereldwijd naar schatting 27.233 slaventransporten plaats. Tijdens deze reizen stierven ongeveer 3.000.000 Afrikanen.
Soorten slaven
Huisslaven werkten in het huis van de meester. Veldslaven verrichtten arbeid op de plantage. Fabrieksslaven werkten in de nijverheid, bijvoorbeeld in de suikerfabrieken. Foetoeboys waren slaafgemaakten die altijd in de buurt van (de voeten van) de meester moesten blijven.
Hebben slaven geld? Slaven mogen volgens de wet geen loon ontvangen of geldzaken doen. Toch zijn slaven in Suriname, maar vooral ook op Curaçao, niet helemaal van financiën verstoken. Ze verdienen zelf geld door producten te verkopen of door voor zichzelf te werken met toestemming van de meester.
De Arabieren waren zodoende de eerste georganiseerde slavenhandelaren die massaal Afrikanen naar buiten Afrika brachten. De slaven in Arabische landen werkten in de huishouding, als soldaat of ambachtslieden. Men schat dat er tussen 850 en 1850 drie miljoen Afrikanen door de Arabieren zijn verhandeld.
Nederlanders kijken de slavernij af van de Portugezen. Ze veroveren Portugese gebieden in Zuid-Amerika en het belangrijke steunpunt fort Elmina aan de West-Afrikaanse kust. Nederlanders varen met Europese goederen naar de Afrikaanse kust en ruilen dit tegen tot slaaf gemaakten.
Daklozen, sekswerkers, alleenstaande moeders, grote arme gezinnen, langdurig werklozen. Dit is slechts een greep uit de zeer diverse groep mensen die tussen 1933 en 1945 van de nationaalsocialisten het stempel 'asociaal' kreeg.
De onderzoekers hebben uitgerekend dat de opbrengst van de Nederlandse slavenhandel in de zeventiende en achttiende eeuw tussen de 63 en 79 miljoen gulden is geweest. Per jaar was het tussen de 200.000 en 600.000 gulden, met af en toe uitschieters van meer dan een miljoen gulden.