Je maakt het voltooid deelwoord van een werkwoord op -ir door -ir van het hele werkwoord af te halen en vervolgens een -i achter de stam te plakken: 'Enfin, ils ont finises devoirs' (Zij hebben eindelijk hun huiswerk afgemaakt).
Je vormt le passé composé met een hulpwerkwoord en een voltooid deelwoord. In het Frans gebruik je altijd een vorm van 'être' (zijn) of 'avoir' (hebben) als hulpwerkwoord. Dus: le passé composé = avoir/être + voltooid deelwoord. Bij de meeste voltooid deelwoorden gebruik je avoir als hulpwerkwoord.
De imparfait gebruik je als je een beschrijving in het verleden geeft of als je een gebeurtenis of een gewoonte noemt. Bijvoorbeeld: 'De zon scheen'. In het frans is dit: 'Le soleil brillait'. De passé composé gebruik je meer als je het hebt over een actie in het verleden.
De imparfait wordt gevormd door -ons (aan het einde van een werkwoord dat in de “nous vorm” en in de onvoltooid tegenwoordige tijd is vervoegd) weg te laten en de volgende vervoegingen te gebruiken: -ais, -ais, -ait, -ions, -iez, -aient.
Het imparfait wordt gevormd door eerst de vorm van nous (1e persoon mv) in de présent te nemen, daar -ons (de uitgang) van af te halen en de uitgangen van het imparfait (-ais, -ais, -ait, -ions, -iez, -aient) ervoor in de plaats te zetten.
Bij het maken van een passé composé gebruik je altijd een vervoeging van être of avoir. Wanneer gebruik je nu een vorm van être en wanneer gebruik je een vorm van avoir? Voor bijna alle werkwoorden kun je een vorm van avoir gebruiken.
In het Nederlands zijn de onvoltooid verleden tijdsvormen behoorlijk onregelmatig, in het Frans zijn ze bijna allemaal regelmatig! Zo wordt de imparfait een makkie!
Er zijn echter twee groepen uitzonderingen: 1) Alle wederkerende werkwoorden worden met être ('zijn') vervoegd. 2) Er is een groep uitzonderingen die ook met être vervoegd worden (het 'être-huis' of in het Frans: La 'maison d'être'). De meeste werkwoorden in deze groep drukken een beweging uit.
2.1. “Zijn” wordt o.a. met de volgende frequente werkwoorden gebruikt: “beginnen”, “blijken”, “blijven”; “komen”, “gaan”; “blijven” en “blijken”; “gebeuren”, “geschieden”; "vergeten"; “worden” en "zijn";“lukken”, “mislukken”, “slagen” (en de composita waarmee deze werkwoorden eventueel worden gevormd):
Le passé composé is de werkwoordsvorm die we in het Nederlands kennen als de voltooid tegenwoordige tijd. Een voorbeeld hiervan in het Nederlands is bijvoorbeeld: “Ik heb gelopen.” Zoals je in dit voorbeeld kunt zien bestaat de voltooid tegenwoordige tijd uit twee werkwoorden: “heb” en “gelopen”.
Je gebruikt de l'impératif wanneer iemand een opdracht, bevel of aanwijzing geeft. Er zijn drie vormen van l'impératif: de tu (jij) vorm, de nous (wij) vorm en de vous (jullie/u) vorm. Je spreekt mensen die je goed kent aan met tu. Je gebruikt dan de ik-vorm in de tegenwoordige tijd van het werkwoord.
Om de impératif présent of de bevelende wijze te vormen, heb je de indicatif présent nodig. Er bestaan 3 vormen: een bevel gericht aan 1 persoon, gericht aan meerdere personen en de 'laten we' - vorm. Voor de eerste gebruik je de je-vorm, voor de tweede de vous-vorm en voor de laatste de nous-vorm.
De passé composé betekent het samengesteld verleden. "Ik heb gegeten"" is in het Frans "J'ai mangé!". Hij wordt gevormd met het hulpwerkwoord être of avoir + participe passé.
Participe passé is de Franse benaming voor het voltooid deelwoord. Het komt voor in de passé composé en veel andere tijden. Voor het voltooid deelwoord gelden de volgende regels: Regelmatige werkwoorden op -er → er wordt é.
J'ai mangé en je suis allé
Het is namelijk heel makkelijk: vertaal het gewoon woord voor woord en het komt in meer dan 99 van de 100 gevallen helemaal goed. Behalve dan natuurlijk met een paar uitzonderingen, waarvan dit er een is: ik ben geweest = j'ai été.
De gebiedende wijs (of: imperatief) is een werkwoordsvorm die wordt gebruikt in zinnen die een gebod of bevel uitdrukken. In dergelijke zinnen ontbreekt het onderwerp en staat de gebiedende wijs altijd op de eerste plaats: (1) Verroer je niet! (2) Blijf er toch ook met je vingers van af!
De gebiedende wijs is een werkwoordsvorm waarbij het onderwerp van de zin ontbreekt. Hij wordt gebruikt wanneer de zin een bevel of een wens uitdrukt, zoals hier: Ga even zitten!
Toelichting. In het Nederlands wordt tegenwoordig geen onderscheid meer gemaakt tussen de gebiedende wijs enkelvoud en de gebiedende wijs meervoud. In het meervoud kwam er vroeger een -t achter de stam van het werkwoord: Komt allen tezamen.
Hiervoor gebruikt het Nederlands het werkwoord 'gaan', bijvoorbeeld: “ik ga zwemmen”. In het Frans wordt de futur proche op dezelfde manier gevormd: aller + infinitief. Aller vervoeg je dan in de indicative present en de infinitief blijft onveranderd.
Om de conditionnel présent te vormen, neem je de stam van de futur simple en je voegt er de uitgangen van de imparfait (-ais, -ait, -ions, -iez of -aient) aan toe!