De fijnspar (Picea abies, synoniem: Picea excelsa) komt voor in Noord- en Oost-Europa en in grote delen van Azië. De fijnspar kan 40 m hoog worden en wordt doorgaans 100 tot 150 jaar oud. Er zijn bomen bekend die 220 jaar oud zijn. De schors van de Fijnspar heeft een roodachtige kleur.
Fijnspar of Picea abies is een, in Nederland niet van nature voorkomende, hoge naaldboom. Bij volwassenheid kan deze tot wel 45 m hoog worden. De vorm is, bij voldoende ruimte, breed piramidaal. Door zijn symmetrisch en groenblijvend uiterlijk is de boom bij uitstek geschikt voor een feestelijke versiering.
Gemiddeld groeit een fijnspar daarna ongeveer een 40 cm per jaar. In totaal is een fijnspar van 2 meter dus ongeveer 7 á 8 jaar oud. De nordmann groeit veel langzamer,deze boompjes zijn na 3 jaar ongeveer 15 cm groot. Na het uitplanten groeien deze bomen ongeveer 25 cm per jaar.
De spar wortelt erg oppervlakkig. Dat merk je als je tussen sparren loopt. Voortdurend struikel je over wortels. Een spar is daardoor niet goed bestand tegen stormen.
Kleinbehuisden of liefhebbers van een elegante boom kunnen terecht bij de Servische spar (Picea omorika), een hoge slanke boom met afhangende takken en zachte naalden die lekker ruiken. Ook deze spar verliest ze, maar ook hij doet dat minder snel dan de fijnspar.
"Alle sparren, zilversparren en dennen zijn eetbaar, maar taxus is extreem giftig.
Sparren kunnen last hebben van Rhizosphaera Needle Cast, een schimmelziekte die ervoor zorgt dat naalden op sparrenbomen bruin worden en vallen, waardoor kale takken achterblijven.
De fijnspar (Picea abies) heeft eigenlijk vochtige hellingen nodig en kan erg slecht tegen weinig water. Je ziet dat de boom in problemen is aan bruinverkleuring van de naalden, naaldverlies, lichter worden van de kroon en afstervingsverschijnselen.
Onder een spar is het zure grond,dus even uitkijken naar planten die in zure grond willen groeien. Als er niets wil groeien, dan groeit Vinca minor wel en vaak nog welig. Hij woekert wel, maar is ook nog in de hand te houden.
Verzorging spar
De spar in de tuin vraagt een vochtige, matig voedselrijke, enigszins zure grond om in geplant te worden en de plant kan zowel in de schaduw als in de vole zon staan. Het laten hergroeien in de tuin van een spar met kluit vraagt enige zorg.
Old-list, staan 16 soort naaldbomen met een hoogst vastgestelde leeftijd van meer dan 1000 jaar, en zelfs 25 soorten van meer dan 500 jaar, terwijl de oudste loofboom, een witte eik (Quercus alba), slechts 407 jaar oud was.
De leeftijd varieert van 254 tot 489 jaar.
Gewone zilverspar is een climaxsoort: zeer schaduwtolerant en kan hoge leeftijden bereiken. De soort kan op gunstige groeiplaatsen in Europa meer dan 50 meter hoog worden, diameters van wel 2,5 meter bereiken en tot 600 jaar oud worden.
Aan de zware zijwortels van de fijnspar bevinden zich vrij veel zgn.zinkers, d.w.z. wortels die bijna verticaal (namelijk iets schuin naar buiten), in de bodem dringen (foto 8). Het blijkt, dat, gerekend vanaf het maaiveld, deze zinkers niet diep gaan.
De kroon van de fijnspar is kegelvormig rond de stam gedrapeerd, waarbij de jongere takken in het bovenste deel omhoog groeien, terwijl de oudere takken in het onderste deel een beetje hangen. In de bergen heeft de schors een grijze kleur, in lager gelegen gebieden is deze roodachtig.
Vurenhout is het hout van de fijnspar.
Snoeien fijnspar
Kleinere takjes zijn geen probleem, maar dikkere takken kunnen het best in de winter gesnoeid worden.
Je hoeft niet bang te zijn dat de boom erg snel te groot wordt. Zijn smalle vorm verhindert dat. Zelfs hoge, oude exemplaren worden maar 3-5 m breed en een Servische spar groeit ongeveer 2 m in 5-7 jaar. Hij houdt wel van grond waar iets kalk in zit, maar stelt verder weinig eisen.
Het is waarschijnlijk de snelst groeiende conifeer van de in Europa aangevoerde soorten. Hij kan elk jaar wel 1,5 m groeien. De reuzenzilverspar kan dan ook zeer hoog worden. In Amerika zijn exemplaren van 65 tot ruim 80 m hoogte te vinden en ook in Schotland is al een hoogte van 62 m bereikt.
In een droog voorjaar heeft de boom meer water nodig dan in het najaar wanneer deze in rust gaat. Aandacht is dus belangrijk, zodat de boom geen vocht te kort komt. Wanneer je het aan de boom gaat zien ben je vaak al te laat. Als je de boom teveel water geeft krijg deze weinig tot geen zuurstof meer bij de wortels.
Dennen en sparren groeien het beste op een goed ontwaterde grond. Uitzondering vormen de moerascipres (Taxodium) en de watercipres (Metasequoia) die juist van natte vochtige bodems houden. Dennen worden gekenmerkt door lange, zachte naalden, terwijl sparren juist korte en harde naalden hebben.
Boomvermeerdering kan gebeuren door stekken, wat gemakkelijk te doen is. Blauwe spar kan worden vermeerderd tijdens de rustperiode van midden herfst tot laat in de winter.
Als een conifeer/boom te weinig zonlicht krijgt kan hij doodgaan. Dit komt omdat hij dan geen voedingsstoffen meer om kan zetten(fotosynthese) om zichzelf te voeden.
Soms wordt een conifeer zelfs helemaal bruin. Het goede nieuws is dat coniferen die door aanhoudende droogte bruin geworden zijn in de meeste gevallen wel kunnen herstellen. Het liefst staan coniferen in een goed doorlatende grond die niet te nat, maar ook zeker niet te droog is.
Bedek de bodem rondom de boom om verdamping van water en uitdroging te vermijden; dit kan bijvoorbeeld met houtschors, houtsnippers maar ook met karton. Naast dat het goed voor de boom is, verrijken ze de bodem en houden ze onkruid tegen; Geef geen water in de zon, maar 's ochtends heel vroeg of 's avonds laat.