Hertachtigen (Cervidae) zijn een familie van herkauwende, evenhoevige zoogdieren die zich kenmerken door het gewei van het mannetjeshert. Een mannelijk hert heet hert of bok en een vrouwelijk hert heet hinde.
Het grootste hert wat in Nederland voorkomt is het edelhert. De mannelijke dieren worden herten genoemd en de vrouwelijke dieren hindes. Herten kunnen maximaal 250 kg wegen; hindes maximaal 125 kg. Het gewei van een volwassen hert kan wel tot 12 kg(!)
Het damhert is niet zoals het ree en edelhert inheems, maar is eeuwen geleden geïmporteerd uit zuidelijker landen. Damherten zijn kleiner dan edelherten: de schouderhoogte ligt zo'n 30 cm hoger dan het ree. Het meest opvallende kenmerk wordt door de mannelijke dieren gedragen, het schotelvormige gewei.
Naast zijn opvallende lengte is het edelhert te herkennen aan de witte buik en roomkleurige 'spiegel'. Verder hebben edelherten een kort staartje dat bruin van kleur is.
De meeste kans om wild te zien, heb je in de vroege ochtend en late avond. Dan gaat het wild op zoek naar voedsel en grazen de dieren op open plekken (vaak aan de bosrand). Overdag houden de dieren zich juist verscholen om in de avond weer tevoorschijn te komen, op zoek naar hun avondmaal.
In het najaar, wanneer bij de meeste herten de bronsttijd aanvangt, kunnen de mannelijke dieren en soms ook de vrouwelijke onverdraagzaam worden tegenover elkaar. Ze kunnen dan ook gevaarlijk zijn voor mensen en kopstoten geven of trappen. Een mannelijk dier kan met zijn gewei zijn harem beschermen.
De ree verblijft overdag vaak in zijn “leger”, dit is de naam van de slaapplaats. Deze is vaak te herkennen aan een ovale plek onder de boom, alsof iemand hier de grond heeft staan harken. Soms heeft de ree zijn “leger” in een kuil of onder een omgevallen boom.
Een damhert is te herkennen aan zijn kleur: rug roodachtig geel met witte vlekjes en de buikzijde geelwit. In de winter is het damhert lichter en heeft het minder opvallende vlekjes boven op rug zwarte streep. Deze dieren dragen een zogeheten schoffelgewei. Ze kunnen ongeveer 20 jaar oud worden.
Een mannetjeshert wordt gewoon een hert genoemd. Alleen bij reeën noem je het mannetje een bok en een vrouwtje een geit. Het vrouwtje heet bij damherten en edelherten een hinde. De jonge hertjes noem je kalfjes, net als bij koeien.
De film is gebaseerd op het boek Bambi, ein Leben im Walde (1923) van de Oostenrijks-Hongaarse auteur Felix Salten. In de film is Bambi een muildierhert, in het boek dat de basis vormt voor de film is hij een ree. Bambi wordt bij zijn geboorte uitgeroepen tot "Prins van het Bos".
Vraagt de man: 'Waarom draag jij een zonnebril? ' Antwoordt het hert: 'Omdat ik een Ray-Ban!
De ree als spiritueel dier
Hij staat voor verzachting, onschuld, vriendelijkheid en liefde. Als je een ree ziet, kijk dan eens naar binnen bij jezelf. Voel diep in jezelf of je nog oude wonden hebt en vraag de ree om deze te helen.
Edelherten kunnen wel een gevaar voor mensen vormen en andersom. De dieren zijn groot en zwaar en steken 's nachts wegen over. Een ongeluk kan grote gevolgen hebben, zeker wanneer een automobilist op het laatste moment probeert uit te wijken. Een ander probleem met edelherten is hun eetgedrag.
De ree, Capreolus capreolus, is een zoogdier dat valt onder de hertachtigen. In ons land leven ook nog het edelhert (schofthoogte 114-140 cm), en het damhert (schofthoogte 85-110 cm). Een ree is met een grootte van slechts 60 tot 90 cm een stuk kleiner.
Herten zijn groter en zwaarder en het vlees van een hert is ook grover en smaakt wilder dan het malse sappige vlees van de ree. Reeën zijn lekkerbekken en dat proef je aan hun vlees. Voedsel van de ree bestaat uit verschillende soorten loofbomen, blaadjes, kruiden, gerst, klaver en erwten.
Het damhert is meestal zwijgzaam. Een kalfje en zijn moeder maken blatende geluiden naar elkaar. Bij gevaar laat een hinde korte, heftige blafjes horen en bij pijn slaken damherten een langgerekt geblaat. In de bronsttijd maken mannetjes luide, boerende en knorrende roepen en hindes 'miauwen' tijdens de bronst.
De bronsttijd of het paarseizoen (oestrus) is een periode waarin dieren een drang hebben om te paren. Dit wordt veroorzaakt door hormonale veranderingen in het lichaam van het dier. De bronsttijd van een diersoort begint met het vruchtbaar worden van het wijfje. Het mannetje reageert hierop.
Dagelijks hebben zij een patroon van eten, herkauwen en slapen. Dat zij per dag meerdere keren herhalen. Dit dagritme wordt alleen doorbroken door voortplanten en invloeden van buiten af zoals bedreigd worden. Zoals de overvloed aan mals voedsel in de lente.
Herten en zwijnen
Daarnaast krijgen de dieren ook een dikke wintervacht, die extra goed isoleert tegen kou. Als er een dik pakket sneeuw ligt kunnen herten niet meer bij het eronder aanwezige gras komen en moeten ze hun vetvoorraad aanspreken.
In geval van nood/extreme kou of iets anders, kan een slak 3 jaar zonder te eten slapen.
'Een hert in nood kan ongelofelijk snel aanvallen. Je maakt meestal geen kans tegen het indrukwekkende gewei, maar ook zonder gewei kun je zwaargewond raken door een kopstoot van zo'n dier. 'Van Ginderdeuren raadt wandelaars wel aan om op de paden te blijven.
Al kun je een hert best aanhalen met een stukje brood en soms zelfs aaien, helemaal tam krijg je de dieren nooit. Je kunt herten zo tam mogelijk maken door veel tussen de dieren aanwezig te zijn.
Herten moeten steeds ruwvoer, proper water en een zoutliksteen tot hun beschikking hebben. Goed ruwvoer is bijvoorbeeld hooi of gras en kruiden zoals klavers, paardenbloemen en weegbree. Het hooi moet vrij zijn van stof, giftige planten en schimmels.