We kunnen van volume naar mol gaan door het volume te vermenigvuldigen met de molariteit. In dit geval wordt dat dan: 5 L x 0,1 mol/L = 0,5 mol zoutzuur. Als je het aantal mol van een stof weet en je wil weten wat de massa is, dan gebruik je hiervoor het
We weten ook in hoeveel liter de stof is opgelost, de volume. De volume is 1,5 liter. Om de molariteit uit te rekenen delen we het aantal mol door de volume: 0,034 / 1,5 = 0,023 M (mol/L) NaCl. We hebben onze molaritiet gevonden!
Het molair volume is het volume van 1 mol ideaal gas bij een bepaalde temperatuur en druk. Met dit molair volume kan dus het volume van een bepaalde hoeveelheid mol gas of het aantal mol in een bepaald volume gas worden berekend. Het molair volume bij 0 °C (273,15 K) en 1 atm druk is 22,41 L/mol.
Gebruik de formule: Gebruik de formule n = m/M, waarbij n het aantal mol is, m de massa van de stof en M de molmassa. Hiermee kun je de hoeveelheid van de stof in mol berekenen.
Water heeft bijvoorbeeld een molecuulmassa van 18,016 u, dus een molaire massa van 18,016 g/mol. Ofwel: 1 mol water heeft een massa van 18,016 gram.
De scheikundige mol is een eenheid die staat voor het aantal deeltjes, dus het aantal moleculen of atomen. Hierbij bevat 1 mol 6,022 × 1023 deeltjes, oftewel 6,022 × 1023 deeltjes per mol (mol-1). Dit getal wordt de constante van Avogadro genoemd en wordt aangeduid met het symbool NA.
Mol is een eenheid van hoeveelheid deeltjes. Deze eenheid is zo gekozen dat 1 mol waterstofatomen(het kleinste atoom) precies 1 gram aan massa heeft. Het precieze aantal kun je vinden als het getal van Avogadro.
Water heeft bijvoorbeeld een molecuulmassa van 18,016 u, dus een molaire massa van 18,016 g/mol. Ofwel: 1 mol water heeft een massa van 18,016 gram.
Molaire massa van elementen
De molaire massa van een element is gelijk aan de getalwaarde van de atoommassa in u van dat element, vermenigvuldigd met 1 g/mol. Enkele voorbeelden : M (H) = 1,0079(7) × 1 g/mol = 1,0079(7) g/mol.
Om de molverhouding te bepalen kijk je naar de coëfficiënten voor de gegeven en gevraagde stof in de reactievergelijking. Voor CuO staat een 4, voor Cu staat een 4. De verhouding CuO:Cu is dus 4:4, wat gelijk is aan 1:1. De molverhouding is 1:1, dat betekent dat er evenveel mol Cu ontstaat, als CuO er reageert.
Een liter is gelijk aan: 1000 kubieke centimeter (1000 cc) 1 kubieke decimeter (1 dm³)
1.000 ml is 1 liter. 500 ml is 0,5 liter. 1 liter en 0,5 liter is 1,5 liter.
10 milliliter is 1 centiliter, 10 centiliter is een deciliter en 10 deciliter is een liter. Een milliliter is één duizendste van een liter, dus 0,001 liter.
De constante is genoemd naar Amedeo Avogadro, een Italiaanse natuur- en scheikundige en de grondlegger van de wet van Avogadro. Avogadro was de eerste die - in 1811 - zich realiseerde dat het volume van een ideaal gas bij gelijke druk en temperatuur evenredig is met het aantal deeltjes.
Stel dat glucose 5,6 mmol/L is. 1 mol glucose = 180 gram en 1 mmol glucose = 180 mgram.
De concentratie kan bijvoorbeeld in een %-vorm zijn gegeven, aantal mg per ml of aantal IE per ml. Doel is dat je steeds gaat kijken naar wat de patiënt voorgeschreven krijgt (V) in mg. Dit deel je door wat er aanwezig is (in mg) per 1 ml. Formule: Voorschrift (V) / Aanwezig per 1 ml (A).
De molaire massa van een stof is gedefinieerd als de massa (in gram) van een mol atomen of moleculen. De eenheid van molaire massa is g/mol. Het getal van Avogadro is zo gekozen, dat 1 mol deeltjes met een massa 1 u een totale massa heeft van 1 gram.
namelijk 18.016 gram per mol. Om de molmassa van water te berekenen hebben we twee gegevens nodig. Die kan je terugvinden in je Binas, in tabel 7B vind je hoeveel de massa van één u is. Namelijk één u is 1.660538921 maal tien tot -27 kilogram.
500 ml water weegt zo'n 500 gram, en dat is voor de meeste mensen een optimaal gewicht om vast te houden.
een aminozuur is 120 Dalton (1 Dalton = 1 g/mol en 1 mol = 6·1023 moleculen).
De mol komt overal voor waar de grond geschikt is om in te graven (dus niet te zandig, te vochtig of te stenig) en waar zich voldoende regenwormen in bevinden (dus niet te zuur). Hij komt vooral voor in loofwouden en graslanden, tot 2000 meter hoogte in de Alpen.
We hebben eerder berekend dat 1 liter water een massa heeft van 1kg. Dat is dus 1000 gram. We weten nu dat 1 mol water een massa heeft van 18 gram. We kunnen dus berekenen dat 1000 gram hetzelfde is als 1000/18 = 55,6 Mol water.