In alle woongebouwen geldt dat bewoners tenminste één uitgang binnen 30 meter (gecorrigeerde loopafstand) moeten kunnen bereiken. De route naar een tweede uitgang mag dus langer zijn.
Een subbrandcompartiment of een ruimte daarin moet minimaal twee vluchtuitgangen hebben als het bestemd is voor meer dan 225 personen. Bij één vluchtroute zijn de regels voor bestaande gebouwen ook ruimer dan bij nieuwbouw: zie 'regels voor één vluchtroute'.
De eisen die worden gesteld aan vluchtwegen gaan bij invoering van het bouwbesluit 2012 op de kop. In het huidige bouwbesluit is het in principe zo dat er altijd 2 vluchtroutes noodzakelijk zijn, tenzij de situatie zo is dat met 1 vluchtroute kan worden volstaan.
De uitgangen moeten tenminste 5 meter uit elkaar (maar niet meer dan 15 meter) liggen en bij voorkeur in tegenovergestelde wanden.
De ARBO heeft dit duidelijk omschreven. Alle werkruimten moeten in geval van nood snel kunnen worden verlaten door meerdere (nood)uitgangen. Hiertoe moeten deze ruimten zijn voorzien van minimaal twee zover mogelijk uit elkaar gelegen uitgangen.
In alle woongebouwen geldt dat bewoners tenminste één uitgang binnen 30 meter (gecorrigeerde loopafstand) moeten kunnen bereiken. De route naar een tweede uitgang mag dus langer zijn.
Beschikbare nooduitgangen De vorm en de breedte van de nooduitgang bepaalt met welk aantal mensen je mag rekenen. Dit kan 45, 90, 110 of 135 personen per beschikbare meter nooduitgang zijn. Voor de tent geldt dat deze bin- nen 1 minuut ontruimd dient te kunnen worden.
8. De paden naar de nooduitgangen moeten over een breedte van ten minste 2m1 worden vrijgehouden van obstakels.
De breedte van de deuren moet gelijk zijn aan of groter zijn dan 0,70 m. De uitgangswegen, uitgangen, deuren en wegen die er naartoe leiden moeten een totale breedte hebben die ten minste gelijk is, in centimeters, aan het aantal personen die ze moeten gebruiken om de uitgangen van het gebouw te bereiken.
➢ Een vluchtroute heeft een vrije doorgang van ten minste 0,85 meter breed en een hoogte van ten minste 2 meter (3.34.1). e. 135 personen per minuut per meter vrije breedte van een andere doorgang.
Dit hangt samen met het uitgangspunt dat mensen 30 seconden met ingehouden adem en een snelheid van 1 m/s door een ruimte met rook kunnen lopen. Voor een celfunctie is de maximale loopafstand evenals voorheen 22,5 m.
De minimum breedte van een doorgang is gelijkgesteld aan de in artikel 4.11 opgenomen vrije doorgang van 0,85 m. Met een vrije doorgang van 0,85 m in plaats van de (sinds zeer lange tijd gangbare) 0,6 m kan er ook door mensen met een functiebeperking sneller worden gevlucht.
De breedte van de vrije doorgang van een toegang moet minimaal 0,85 m zijn. De vrije hoogte van de vrije doorgang moet minimaal 2,1 m zijn. Voor een woonfunctie (met uitzondering van een woonwagen) geldt een minimale vrije hoogte van 2,3 m.
Houd vluchtwegen vrij van obstakels
Ook kleine obstakels zijn obstakels. Naast dat er een mensenmassa op de voorste persoon afkomt en de deur snel open moet om verdringing te voorkomen, kunnen kleine obstakels er ook voor zorgen dat mensen struikelen. En u begrijpt vast welke gevolgen dit met zich meebrengt.
In Nederland wordt in veel gevallen gesteld dat de maximale publieksdichtheid op evenementlocaties moet worden gesteld op gemiddeld twee tot tweeënhalve personen per vierkante meter. Daar zou je uit af kunnen leiden dat vier personen per vierkante meter onveilig is.
Dit is vaak opgenomen in het bouwbesluit. Voorop staat dat (brand)veiligheid steeds belangrijker wordt bij gebouwen en panden. Als eigenaar van een pand of gebouw ben je verplicht om (goede) vluchtroutes aan te leggen.Dit kan (en moet vaak) door middel van een brandtrap.
Een nooddeur is bedoeld voor uitgangen waarbij niet direct sprake is van een panieksituatie.Een vluchtdeur is bedoeld voor plaatsen waar grote groepen mensen samenkomen. Bij een calamiteit kunnen zodoende snel panieksituaties ontstaan. Denk hierbij aan openbare gelegenheden als een winkelcentrum of de horeca.
Een vluchtroute heeft een vrije doorgang met een breedte van ten minste 0,85 m en een hoogte van ten minste de in tabel 2.101 aangegeven waarde.
Een vluchtroute is minimaal 0,85 m breed en (op een paar uitzonderingen na) 2,30 meter hoog. Deuren tussen ruimten die aansluiten op de vluchtroutes moeten – met uitzondering van de woonfunctie – zelfsluitende zijn.
In geval van nood moeten alle personen in een gebouw zich razendsnel en zonder gevaar in veiligheid kunnen brengen. De uitdaging bestaat erin nooduitgangen vrij te houden en tegelijkertijd ongewenste bezoekers buiten de deur te houden. Dit is de taak van een nooduitgangterminal of een besturing van een nooduitgang.
In de lucht is het drukverschil tussen de binnen- en buitenkant van het vliegtuig simpelweg te groot.Hierdoor is het onmogelijk de nooddeur te openen.
In het kort: nooduitgang vrijhouden met Loxone
Elke seconde telt als het gaat om overleven in een noodsituatie. Geblokkeerde reddings- en vluchtroutes kunnen dan het verschil maken tussen leven en dood. Daarom is de nooduitgang vrijhouden zo belangrijk.
Hoeveel personen er veilig in een gebouw passen is afhankelijk van de capaciteit van de vluchtwegen. Elke vluchtweg in een gebouw heeft een bepaalde capaciteit, deze capaciteit is afhankelijk van het type vluchtweg. Door een deur in de gevel vluchten per minuut bijvoorbeeld meer mensen dan door een trappenhuis.
90 personen per meter vrije breedte van een doorgang, indien zich in de doorgang een dubbele deur of vergelijkbaar beweegbaar constructieonderdeel bevindt met een met een maximale openingshoek van minder dan 135 graden; d. e. 135 personen per meter vrije breedte van een andere doorgang.