We gebruiken zullen als hulpwerkwoord voor de toekomende tijd (de toekomst). Dit betekent dat het altijd een ander werkwoord ondersteunt. Als een voltooid deelwoord als hulpwerkwoord dient voor een ander werkwoord, verandert het in een infinitief.
zullen werkw. Uitspraak: [ ˈzʏlə(n) ] Afbreekpatroon: zul·len Vervoegingen: zou (verl. tijd enkelv.) 1) <met dit woord geef je aan dat iets in de toekomst gebeurt> Voorbeeld: 'Er zullen meer mensen komen dan vorig jaar.
In Nederland komt die combinatie ook wel in gesproken taal voor, maar ze wordt er niet als standaardtaal beschouwd. Standaardtaal in het hele taalgebied is zullen of de tegenwoordige tijd. Hij gaat / zal zeker op de vergadering aanwezig zijn.
Zullen kan uitsluitend hulpwerkwoord zijn; vandaar dat een voltooid deelwoord ontbreekt.
Zullen gebruik je wel als je een voorstel doet (Zullen we vanmiddag even overleggen?) of als je een waarschijnlijkheid uitdrukt – je combineert het dan vaak met wel (De getallen zullen wel kloppen).
In Nederland komt gaan als hulpwerkwoord van de toekomende tijd vooral voor in spreektaal, in België is het gebruik algemener. Als gaan niet mogelijk is, gebruiken we in de standaardtaal zullen of de tegenwoordige tijd om naar de toekomst te verwijzen.
We gaan straks naar huis
Bovendien gebruiken we het werkwoord zullen regelmatig voor voorspellingen, voornemens en denkbeeldige situaties: “Het zal je maar gebeuren”, “Je zult ervan lusten” en “We zullen er alles aan doen.”
Vervoeging: ik zal, je zult / je zal, u zult / u zal, hij zal, wij zullen. ik zou, wij zouden.
'Zullen' is een modaal werkwoord.Je combineert 'zullen' dus met een infinitief. Het wordt dus: Ik wil je niet beledigen, maar je werkt niet hard genoeg.
Gebruik wij als er nadruk op ligt: 'Wij zijn verantwoordelijk voor de juiste afhandeling van klachten. ' Gebruik we als er niet zo veel nadruk ligt op het woord: 'Zoals we hebben afgesproken', 'Als u graag gebeld wilt worden, nemen we contact met u op. '
We gebruiken zullen als hulpwerkwoord voor de toekomende tijd (de toekomst). Dit betekent dat het altijd een ander werkwoord ondersteunt. Als een voltooid deelwoord als hulpwerkwoord dient voor een ander werkwoord, verandert het in een infinitief.
Een bekend voorbeeld van een defectief werkwoord is zullen; het heeft namelijk geen voltooid deelwoord. Alle deponente werkwoorden zijn defectief: zij bezitten geen bedrijvende vorm. Ook onovergankelijke werkwoorden zijn defectief, zij bezitten namelijk geen lijdende vorm.
Als gaan niet mogelijk is, gebruiken we in de standaardtaal zullen of de tegenwoordige tijd om naar de toekomst te verwijzen. ' Ook de Algemene Nederlandse Spraakkunst benadrukt dat het 'futurale gaan meer in gesproken dan in geschreven taal voorkomt'.
zullen [zou|gezuld] {werkwoord} shall [should|should] {ww.}
Het modale werkwoord zullen heeft veel verschillende betekenissen. In het presens gebruik je het bijvoorbeeld om een belofte te doen of een plan te maken. In het imperfectum gebruik je zullen op een heel andere manier. Vaak zit er iets van onzekerheid of niet-werkelijkheid in de betekenis van de zin.
Waarschijnlijkheid. Tot slot kun je zullen gebruiken om een waarschijnlijkheid mee uit te drukken. Je combineert het dan vaak met wel.
U zult en u zal zijn allebei correct. In Nederland wordt u zal informeler en in geschreven taal minder verzorgd gevonden dan u zult. In België wordt het gebruik van u zal niet als informeel beschouwd.
Voor het enkelvoud zijn wilde en wou allebei correcte verledentijdsvormen. Voor het meervoud is wilden de correcte verledentijdsvorm. In gesproken taal wordt voor het meervoud weleens wouden of wouen gebruikt, maar in verzorgd taalgebruik kunt u die vormen beter vermijden.
Futur: je voudrai, je pourrai, je devrai, je saurai. Conditionnel: je voudrais, je pourrais, je devrais, je saurais.
Opmerking: Het gebruik van de tegenwoordige tijd je veux (ik wil) in plaats van de onvoltooid verleden toekomende tijd je voudrais (ik zou graag willen) wordt als onbeleefd beschouwd.
Hoewel we de verleden tijd van zullen (zouden) gebruiken, spreken we over hypothetische situaties in het heden of in de toekomst. Voor hypothetische situaties in het verleden gebruiken we de hypothetische verleden tijd.