Grofweg brengen we met een MRI-scan de volgende weefsels en organen goed in beeld:hersenen (+ functie), ruggenmerg en zenuwen.
Elektromyogram (EMG)
Met een EMG-onderzoek meet de arts de werking van de zenuwen en spieren. Het onderzoek bestaat meestal uit twee delen. Eerst plaatst de arts plakkertjes (elektroden) op de huid. Hij prikkelt de zenuw met een klein elektrisch stroompje en meet of de spieren daarop reageren.
Wat is een zenuwecho? Echo is een onderzoek met geluidsgolven. Het is een manier om organen en weefsel (zoals bijvoorbeeld spieren en zenuwen) zichtbaar te maken. Het echo-onderzoek wordt uitgevoerd met een transducer.
Met een echo, CT-scan en een MRI is het mogelijk om de spieren zelf in kaart te brengen. De arts kan hiermee zien of de spieren van structuur veranderd zijn en zo ja, welke spieren meer en welke minder zijn aangedaan.
Door de beelden van de MRI-scan krijgt de radioloog een goed beeld van de mogelijke aanwezigheid van bijvoorbeeld ontstekingen, tumoren, fracturen, cysten en slijtage (artrose). Hierdoor kan een MRI-scan inzicht geven in de eventuele oorzaak van klachten zoals (chronische) pijn vanuit je organen en gewrichten.
Een CT-scan geeft een arts een compleet overzicht van bijvoorbeeld het gehele boven- en onderlichaam. Een MRI daarentegen laat meestal maar een beperkter deel van het lichaam zien, bijvoorbeeld alleen de onderbuik en toont organen meer op detailniveau.
Pijnklachten zijn principieel niet zichtbaar. Met Röntgen, echo, MRI of andere beeldgevende onderzoeken maken we mogelijke oorzaken voor de pijnklachten, zoals een tumor, rughernia of een CVA, zichtbaar. Maar deze zichtbare veranderingen zijn niet bewijzend voor de pijnklachten.
De verschillende organen, weefsels en botten laten niet dezelfde hoeveelheid straling door. Daardoor is het mogelijk om de verschillende structuren in het lichaam op een röntgenfoto te onderscheiden. Met een gewone röntgenfoto zijn de bloedvaten niet goed zichtbaar.
zenuwgeleidingsonderzoek wordt gemeten hoe snel en hoe goed de zenuwen deze signalen en boodschappen doorgeven aan een spier. Het EMG-onderzoek kan de arts helpen om een aandoening van de zenuwen of van de overgang van de zenuw naar de spier uit te sluiten.
Met de zenuwecho kunnen de zenuwen in armen en benen worden onderzocht met behulp van een echokop. Hierbij wordt de echokop over de huid van de arm of het been bewogen om de zenuw te kunnen volgen. Voor het onderzoek wordt gel op de arm of het been aangebracht. Hiermee kunnen de zenuwen beter in beeld worden gebracht.
Een beknelde zenuw is een zenuw die is beschadigd waardoor deze zijn signalen niet meer goed uitzendt. Een beknelde zenuw kan in het hele lichaam voorkomen, maar meestal komt het voor in de nek, ruggengraat, pols of elleboog. Behandeling van deze aandoening is afhankelijk van de ernst van de beknelde zenuw.
Hoe kan een zenuwbeknelling ontstaan? Een beknelde zenuw ontstaat als er lange tijd omliggend weefsel tegenaan drukt. Dit weefsel kan bijvoorbeeld bot, kraakbeen, een pees of een spier zijn. De zenuw kan hierdoor beschadigen en signalen niet meer goed uitzenden naar het lichaam.
Een perifeer zenuwonderzoek is een onderzoek waarbij met geluidsgolven (echo) de zenuwen in de ledematen worden bekeken. Een speciaal apparaatje (transducer) stuurt de geluidsgolven via de huid naar het weefsel.
Met een EMG registreren we de elektrische activiteit van uw zenuwen en/ofspieren. Dit meetonderzoek geeft meer inzicht in het functioneren van uw zenuwen en spieren. Voor een EMG/spier-zenuwonderzoek komt u naar onze afdeling/polikliniek klinische neurofysiologie (KNF) in het Anna Ziekenhuis in Geldrop.
Dit onderzoek analyseert zenuw- en spierletsels. Door middel van elektrische schokjes en het aanprikken van de verschillende spieren met een zeer fijn naaldje kan er onderzoek uitgevoerd worden. Deze evaluatie gebeurt zowel in rust als tijdens spiercontractie. Een totaal EMG-onderzoek duurt tussen de 15 à 30 minuten.
Op deze foto zijn zenuwen, tussenwervelschijven en spieren niet te zien. Wel kan de arts slijtage, botverschuivingen of verzakte wervels zien. Veel mensen hebben echter wel 'iets' dat te zien is op een röntgenfoto, maar waar ze misschien helemaal geen last van hebben.
Wat kun je uit een CT-scan afleiden? “Je kunt interne organen bekijken zoals longen, lever, hart of hersenen. Maar ook botstructuren, breuklijnen, prothesemateriaal en gewrichten zijngoed zichtbaar. Bovendien kun je met een scan bekijken waar een bepaalde afwijking in een orgaan zich bevindt.
Een CT-scan kent weinig risico's. De scan werkt met röntgenstraling. Eenmalig gebruik kan geen kwaad, maar bij veelvuldig gebruik kan het schadelijk zijn. Een arts vraagt dit onderzoek daarom alleen aan als het echt nodig is.
Bij zenuwpijn voelt u een tintelende, prikkelende, branderige pijn. U kunt heftige pijnscheuten hebben. Mensen beschrijven dit ook wel als 'elektrische' of 'schietende' pijn. De pijn blijft vaak lang: weken of maanden.
Soms kiest de neuroloog ervoor om de zenuw te (laten) blokkeren door een injectie met een verdovingsmiddel in combinatie met een ontstekingsremmer vlakbij de zenuw. Langdurige zenuwpijn wordt tegenwoordig ook behandeld met elektrische zenuw- of ruggenmergstimulatie.
Welke medicijnen worden gebruikt bij zenuwpijn? Tricyclische antidepressiva regelen in de hersenen de hoeveelheid serotonine en noradrenaline, twee van nature voorkomende stoffen die een rol spelen bij stemming en emoties. Tricyclische antidepressiva worden oorspronkelijk dan ook gebruikt als medicijn tegen depressie.
Terwijl de tafel verschuift, maakt de CT-scan een aantal foto's. Op een foto is telkens een ander stukje van het orgaan of weefsel afgebeeld. Deze foto's maken een tumor en eventuele uitzaaiingen zichtbaar. Ze laten ook zien hoe groot de tumor is en welke vorm deze heeft.
Bij een PET/CT-scan worden eventuele ontstekingen of kanker in beeld gebracht. Uw organen en weefsels worden op twee manieren in beeld gebracht: PET-scan: hierbij wordt een radioactieve stof in een bloedvat in uw arm gespoten. Deze stof gaat naar de eventuele zieke organen en weefsels toe.
De röntgenstralen geven een zwart, grijs of wit computerbeeld: weefsels die veel röntgenstralen absorberen geven witte beelden, terwijl weefsels die weinig straling absorberen zwarte beelden laten zien.