Zoudt is correct, maar erg formeel en nog weinig gebruikelijk. De gewone vorm is zou.
Het Konjunktiv, oftewel de zou-vorm, kun je dus maken met het werkwoord 'würden' en daarna gewoon het hele werkwoord, in wij-vorm. Voorbeelden: 'Ik zou die fiets kopen' => 'Ich würde das Fahrrad kaufen'. 'Ik zou de trein missen' => 'Ich würde dem Zug verpassen'.
zou hebben = hätten
– Ich hätte gern ein Bier.
De modale werkwoorden / Modalverben hebben allemaal een eigen vorm in de Konjunktiv 2.Hierdoor hoef je dus 'zou-vorm' te maken. Voor het werkwoord 'zullen' gebruiken we in het Duits 'würden'.
Bij de meeste Duitse werkwoorden gebruik je, net als in het Nederlands, de zou-vorm (würden) en dan het hele werkwoord. “Ik zou kopen” wordt bijvoorbeeld “Ich würde kaufen”, terwijl “Ik zou eten” verandert naar “Ich würde essen.”
Het niet-werkelijke aspect wordt meestal uitgedrukt in de werkwoordstijd. Dat kan de onvoltooid verleden tijd zijn, zoals was of kocht. Maar het kan ook de 'onvoltooid verleden toekomende tijd' zijn: zou(den) kopen. Die twee werkwoordsvormen kunnen op veel manieren afgewisseld en met elkaar gecombineerd worden.
Hoe wordt de Konjunktiv 2 gevormd? * Voor haben en sein, de Modalverben en de sterke werkwoorden geldt: stam van de verleden tijd + Umlaut + de uitgangen van de Konjunktiv: -e, -est, -e, -en, -et, -en. (wollen en sollen krijgen geen Umlaut).
In het Duits zijn er 7 modale werkwoorden. Dit zijn werkwoorden die aangeven met welk gevoel iets gebeurt. In het Duits zijn dit de werkwoorden dürfen, können, mögen, müssen, sollen, wollen en wissen. Wat betekenen deze Modalverben / modale werkwoorden?
(grammatica) een vervoeging van een werkwoord. De woorden ga, gaat, ging en gegaan zijn voorbeelden van een werkwoordsvorm.
Het verschil is dat bij de "zal" zin verondersteld wordt dat de persoon dit gedrag wel vaker vertoont.In de "zou" zin klinkt er meer verbazing over iets dat de persoon meestal niet als gedrag vertoont.
Zou u is de gewone vorm. Zoudt u is een correcte, maar erg formele en verouderde vorm. Het is aan te bevelen om in plaats van zoudt u de neutrale vorm zou u te gebruiken.
Werkwoord. Ik zou. Jij zou. Hij, zij, het zou.
Er bestaan drie werkwoordsvormen: de persoonsvorm (pv), het infinitief (inf) en het voltooid deelwoord (vdw). Bij de ontleding van een zin begin je met de persoonsvorm. De persoonsvorm is de werkwoordsvorm die verandert als je de zin in een andere tijd zet of de zin in het enkelvoud of meervoud zet.
Definities die `zou` bevatten: o.v.t.t. = onvoltooid verleden toekomende tijd, een van de acht werkwoordstijden, bv.: ik zou lopen, wij zouden lopen; ik zou luisteren, wij zouden luisteren; ik zou antwoorden, wij zouden antwoorden; ik zou werken, wij zouden werken...
Maak de zin vragend (ja/nee-vraag) -> de persoonsvorm komt vooraan in de zin te staan. Probeer de zin in een andere tijd te zetten -> het woord dat nu verandert, is de persoonsvorm. Zet het onderwerp van de zin in enkelvoud/meervoud -> het werkwoord dat mee verandert, is de persoonsvorm.
Hoe vind je de ik-vorm? De ik-vorm, ook wel aangepaste stam genoemd, vind je door van het hele werkwoord –en af te halen (dan krijg je de stam) en, als dat nodig is, de stam nog een beetje aan te passen naar de ik-vorm.
Een werkwoord is een woord dat aangeeft wat iets of iemand doet. 'Spelen', 'lopen', 'rijden' en 'knutselen' zijn voorbeelden van werkwoorden. 'Twijfelen', 'hebben' en 'beheersen' zijn ook werkwoorden, maar geven minder duidelijk een activiteit aan.
De aanvoegende wijs (of Romaans: conjunctief) is een werkwoordsvorm die onder meer een wens, toegeving, aanwijzing of aansporing uitdrukt. . leve de koningin! In de meeste gevallen gaat het om een persoonsvorm van de derde persoon enkelvoud in de tegenwoordige tijd.