Een bijwoordelijke bepaling is een zinsdeel dat je iets vertelt over tijd, plaats, richting, reden, hoeveelheid. Het geeft antwoord op de vragen wanneer, waar, waarheen, waarom, hoe, hoeveel.
Bijwoordelijke bepaling is een koepelterm voor alle woorden die overblijven na het ontleden van de zin. Er zijn veel soorten bijwoordelijke bepalingen, zoals het aangeven van plaats, richting of gevolg. Een voorbeeld van een bijwoordelijke bepaling is: 'Ze heeft Wim voor zijn rapport een cadeau gegeven'.
Als de woorden waar, wanneer, waardoor, waarmee, waarnaar, wanneer, hoe, hoeveel aparte zinsdelen zijn, zijn het bijwoordelijke bepalingen.
Een bijwoordelijke bepaling bestaat uit één woord of meerdere woorden die meer informatie geven over wat in het gezegde wordt uitgedrukt. Je kan de bijwoordelijke bepaling in een zin goed vinden door vragen te stellen als: Waar? Wanneer? Hoe?
Bijwoordelijke bepalingen geven antwoord op de volgende vragen: waar, wanneer, waarom, waarmee, waardoor, hoe en hoeveel. Een bijwoordelijke bepaling is ook vaak te vervangen door één woord, bijvoorbeeld daar of hier.
De bijwoordelijke bepaling in een zin zijn de overgebleven woorden die antwoord geven op de vragen: waar, wanneer, waarmee, waarheen, waarvandaan, wat, hoe, met wie/wat, waarom en hoelang. In sommige zinnen kan de bijwoordelijke bepaling ook: nou, wel, niet of ook zijn.
Voor het gemak kun je zeggen dat elk zinsdeel dat nu nog over is een bijwoordelijke bepaling is. Niet, Nooit of altijd zijn altijd bijwoordelijke bepalingen.
Woorden als niet, wel, zeker, absoluut, eigenlijk, allicht, natuurlijk, misschien, vermoedelijk en waarschijnlijk zijn ook bijwoordelijke bepalingen.
Bijwoordelijke bepaling van tijd: geeft het tijdstip of de tijdsduur aan van wat in het gezegde wordt uitgedrukt. Ik zal het nooit meer doen. Morgen wordt alles anders. Irene komt volgende week terug van vakantie.
Een voorbeeld van een bijwoordelijke bijzin is 'Toen iedereen was gaan zitten begon de les'. In deze zin is het woord 'toen' een voegwoord. Het woord 'toen' drukt de relatie tussen de hoofdzin en de bijzin uit. Als je een bijzin kan vervangen door 'dan', 'toen' of 'daarom' is het een bijwoordelijke bijzin.
De bijwoordelijke bepaling is datgene wat nog overblijft in de zin als je alle andere zinsdelen hebt benoemd. Een bijwoordelijke bepaling kan bijvoorbeeld meer informatie geven over plaats. Op deze overzichtskaart wordt uitgelegd hoe je de bijwoordelijke bepaling van plaats in een zin kunt vinden.
enz. Niet alle bijwoordelijke bepalingen geven antwoord op een vraag. Ook woorden als niet, wel, zeker, absoluut, allicht, natuurlijk, misschien, vermoedelijk en waarschijnlijk zijn bijwoordelijke bepaling.
- Een meewerkend voorwerp kan met de voorzetsels aan en voor beginnen. Als je het gezegde, onderwerp en lijdend voorwerp hebt gevonden dan kan je erachter komen wat het meewerkend voorwerp is, door jezelf de volgende vraag te stellen: (aan/voor) wie of wat + [gezegde] + [onderwerp] + [lijdend voorwerp]?
Wat is het verschil tussen een bijvoeglijk naamwoord en een bijwoord? Een bijvoeglijk naamwoord geeft informatie over een zelfstandig naamwoord. Een bijwoord kan informatie geven over veel meer soorten woorden of over de hele zin.
Een zinsdeel kan uit één woord bestaan, maar ook uit meerdere woorden.
Een bijvoeglijke bepaling zegt iets over het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort in de zin, bijvoorbeeld: de lieve kat, de stomme vogel, het leuke kind, het mooie huis.
In een hoofdzin staat de persoonsvorm helemaal vooraan of direct na het eerste zinsdeel. In een bijzin staat de persoonsvorm niet vooraan, maar juist achteraan (helemaal achteraan of als een van de laatste woorden).
Je kind kan een hoofdzin en bijzin van elkaar onderscheiden door naar de plaats van de persoonsvorm te kijken. In een hoofdzin staat deze namelijk altijd (bijna) vooraan, terwijl hij in een bijzin meestal verder naar achteren staat. Voorbeeld: Sanne plukt appels van een boom, omdat ze een appeltaart wil bakken.
Een beknopte bijzin is in de eerste plaats een bijzin zonder onderwerp. Het onderwerp van de bijzin kan worden weggelaten, omdat het gelijk is aan het onderwerp van de hoofdzin. Op het moment dat de bijzin een ander onderwerp heeft dan de hoofdzin noem je dat een “verkeerd aansluitende beknopte bijzin”.
Als er een tijdsbepaling en een plaatsbepaling zijn, komt de tijdsbepaling als eerste.
De standaard volgorde van een Franse zin is: onderwerp + alle werkwoorden + lijdend voorwerp + meewerkend voorwerp + bijwoordelijke bepaling. Het voorbeeld hierboven wordt dus als volgt naar het Frans vertaald. J'ai fait un cadeau à mon petit frère la semaine dernière.
Woordvolgorde. *Woordvolgorde is de volgorde van woorden in zinnen. We gaan nu bekijken wat de regels zijn voor het Nederlands. De volgorde voor het Nederlands lijkt: subject, verbum, object.