Nederlandse steden sloten zich in de Middeleeuwen aan bij de Hanze, een machtig ondernemersverbond. Dankzij dit netwerk konden hun kooplui makkelijk en goedkoop zakendoen in heel Noord-Europa.
De Hanze begon als een groep handelaren die samenwerkten. Ze woonden in verschillende steden en handelden in dezelfde producten. Door samen te werken konden zij goedkoper werken en met elkaar veiliger reizen. Ze konden veel producten tegelijk kopen of verkopen.
Die Hanzesteden hadden onderlinge afspraken gemaakt om de handel soepel te laten verlopen. Door gezamenlijk in te kopen bijvoorbeeld konden ze geld besparen. En door te varen in groepen werden hun schepen minder vaak overvallen. Daardoor bloeide de handel en werden de kooplieden uit de Hanzesteden steenrijk.
Zo kon men een monopolie verkrijgen in het handelsverkeer. Het ging vooral om het opkopen van productiegebieden, vervoer en verkopen van onder andere hout, granen, metalen, wol, wijn en kruiden en pelzen. Bont en rogge waren eveneens belangrijke goederen.
Oorsprong van de Hanze
Het doel van de bijeenkomst(en) was om de samenwerkende steden te informeren over veilige handelsroutes en het vaststellen van richtprijzen. Belangrijk was ook dat men hier afspraken maakte om gezamenlijk privileges te kunnen afdwingen.
De Nederlandse Hanzesteden hadden veel belangen, voornamelijk op economisch gebied. Steden werden steeds rijker van de handel en konden makkelijk samenwerken door de gunstige ligging aan de Zuiderzee, IJssel, Rijn en de Maas.
Kooplieden van de Hanze handelen voornamelijk in zout, graan, hout, ijzer, vis (haring en stokvis), wijn, bier en dierenhuiden. Ze vervoeren hun goederen grotendeels over zee en over rivieren. Daarvoor gebruiken ze zogeheten koggeschepen, van 15 tot 30 meter lang. De steden floreren door de handel.
De koop- lieden moesten hun handelswaren tegen betaling laten wegen in de waag. Een jaarmarkt leverde een stad veel geld op. Handelskantoren De Hanze zorgde dat de kooplieden uit de Hanzesteden kortingen kregen en allerlei andere voordeeltjes.
Hun voor die tijd moderne handel baseerden zij op gezamenlijk erkende rechten op het verhandelen van bepaalde producten, de juridische vorm van de handelscontracten en het nakomen van de daaruit voortvloeiende verplichtingen, eventueel af te dwingen via gezamenlijk erkende rechtbanken.
Middeleeuwse Hanzesteden
Rotterdam en Amsterdam waren tijdens de middeleeuwen nog kleine dorpjes, de Hanzesteden in het oosten van Nederland hadden zich daarentegen al ontwikkeld tot machtige handelscentra. Ze waren belangrijk, welvarend en rijk.
Officieus leider van de Hanze was Lübeck. Daarnaast waren Hamburg, Brunswijk, Keulen, Dortmund, Brugge, Kopenhagen, Bergen (Noorwegen), Danzig, Riga en Reval (nu Tallinn) belangrijke Hanzeatische centra.
Een handelaar of koopman (meervoud: kooplieden) is iemand die verschillende waren opkoopt en ze vervolgens weer te koop aanbiedt. Het is iemand die transacties verricht met het doel hier winst uit te behalen, zonder het actief aan de man proberen te brengen zoals een winkelier.
Alleen al in Nederland zijn 22 Hanzesteden, maar ook in landen als Duitsland, België, Polen en Noorwegen was het Hanzenetwerk een bekend fenomeen.
Hanzesteden zijn steden die onderdeel waren van het zogeheten Hanzeverbond. Het netwerk was een samenwerkingsverband van handelaren en aangesloten steden met als doel de handel te bevorderen en te beschermen. Het netwerk ontstond vanaf het midden van de twaalfde eeuw in Duitsland, voornamelijk rond de Oostzee.
In 1356 werd voor het eerst de naam 'Hanze' gebruikt. Dit woord komt uit het Duits en betekent 'gilde'. Het geeft aan dat het handelsverbond bestond uit een samenwerking van steden en gildes.
Het eind van een glorietijd
Halverwege de 15e eeuw kwam er een einde aan deze glorietijd. De Oostzeehandel werd vooral buiten het Hanzenetwerk verscheept, via de randstad. Zo bloeide de macht van de VOC op, en overschaduwd de handel op zee, de handel tussen de Hanzesteden.
Het verkrijgen van stadsrechten kon op grofweg twee manier gebeuren: Het initiatief kon liggen bij de plaatselijke heer, die door grotere vrijheid de economische ontwikkeling van zo'n plaats wilde stimuleren, of die, gedwongen door geldnood, een privilege te koop aanbood.
Vervoer over water
De IJssel had een belangrijke rol als handelsweg, omdat vervoer over de weg gevaarlijker was dan over water. Het was bovendien een goed bevaarbare en tolvrije route. In de dertiende eeuw waren de Hanzesteden kleine vissersplaatsjes. De ontwikkeling van het koggeschip veranderde dat.
In Nederland tellen we maar liefst 22 Hanzesteden (+ Hindeloopen welke geen Hanzestad is, maar wel samenwerkte), namelijk: Arnhem, Deventer, Doesburg, Elburg, Groningen, Harderwijk, Hasselt, Hattem, Kampen, Nijmegen, Oldenzaal, Ommen, Roermond, Stavoren, Tiel, Venlo, Zutphen en Zwolle.
Door samen te werken konden zij de kosten drukken, veiliger (samen!) reizen, op grotere schaal inkopen of verkopen en zich samen wapenen tegen grillen en willekeur van landsheren. Vanaf 1356 werd de Hanze een verbond van steden, dus niet alleen meer van de handelaren in die steden.
Eigenlijk is Antwerpen nooit een Hanzestad geweest, maar de Duitse Hanze had hier al vanaf 1468 twee panden. In 1564 bouwden zij het Hansahuis in de Nieuwstad.
Steden rond de Noordzee en de Oostzee gingen samenwerken. Ze deden dit om sterker te staan tegenover andere handelssteden en tegen zeerovers. Dit verbond was de Hanze.
Hanzestad Nijmegen Hanzestad
De stad was in de late middeleeuwen aangesloten bij de Hanze, een samenwerkingsverbond tussen kooplieden en later ook tussen Duitse- en Oost-Nederlandse handelssteden.
Gelderland, of liever gezegd het oude hertogdom Gelre aan beide zijden van de huidige Duits-Nederlandse grens, telde niet minder dan achttien Hanzesteden: de vier Gelderse hoofdsteden Nijmegen, Arnhem, Roermond en Zutphen, en voorts Tiel, Zaltbommel, Wageningen, Harderwijk, Elburg, Hattem, Doesburg, Doetinchem, Lochem, ...