Bij het stapvoets rijden is de koppeling dus helemaal los, wil je versnellen geef je gewoon zachtjes gas.
5: stapvoets rijden
Je maakt gebruik van een slippende koppeling. Je voetrem mag je bij deze keuzeoefening ook gebruiken, maar je houdt je voeten tijdens het rijden op de voetsteunen. Voor het aangegeven richtpunt kom je tot stilstand door gebruik te maken van de remmen.
Als leidraad kun je aanhouden. Wegrijden 0 tot 20 km/h in zijn 1 vanaf 20 km/h tot 35 in de 2 vanaf 35 tot 50 km/h in zijn 3 vanaf 50 tot 80 km/h in zijn 4 vanaf 80 tot 120 in zijn 5 constante snelheid vanaf 90 in zijn 6 let op!
Een grotere bocht naar links op een kruispunt met verkeerslichten neem je vaak met een hogere snelheid. Daar ligt je snelheid dan rond de 30 kilometer per uur. Dat betekent dus dat je met de meeste auto's de kleine bochten in de tweede versnelling neemt, en de grotere bochten naar links kunnen in de derde.
Houd het koppelingspedaal even vast bij het aangrijpingspunt 2 á 3 seconden is genoeg. Zo kom je geleidelijk op gang zonder schokken of afslaan van de motor. Doe dit ook na het overschakelen vang de koppeling op.
Eerst gas loslaten (dus afremmen op de motor), daarna remmen met de voetrem (remsysteem) en niet voor de 1000 toeren de koppeling in te trappen. Wanneer je stationair rijdt (is iets onder de 1000 toeren) mag wel eerst ontkoppeld worden en daarna worden geremd.
Volgorde van handelen bij het opschakelen:
Om te beginnen rijd je weg zoals je het hebt geleerd. Zodra je 20 km/h rijdt trap je je koppeling in en laat je je gas tegelijkertijd los. Schakel door naar de volgende versnelling. Bij 20 km/h is dat de 2e versnelling.
Je kan van 4de naar 2de versnelling terugschakelen , als je eerst genoeg afgeremd bent.
Van 5e naar 2e is quasi onmogelijk om foutloos te schakelen, behalve als je hard remt en stevig tussengas geeft.
Re: Koppeling bij bocht
Bij het nemen van de bocht met de koppeling ingedrukt zal je snelheid veel lager zijn, terwijl je als je niet de koppeling indrukt de motor stationair de snelheid blijft aanhouden. Wat misschien ook is, is dat je stuurtechniek niet snel genoeg is om de bocht aan die snelheid te nemen.
Regel 2: Geef eerst een beetje gas en laat het koppelingspedaal een beetje op komen, daarna geeft u meer gas en laat u het koppelingspedaal meer los en dit blijft u herhalen totdat de koppelingspedaal helemaal los is. Tussen 2000 en 2500 toeren herhalen we de handelingen om naar de 3e versnelling door te schakelen.
Het scheelt namelijk zo'n 50% brandstofverbruik als u deze snelheid in de vijfde versnelling rijdt. Schakel daarom altijd naar de hoogst mogelijke versnelling. Let er wel op dat té vroeg schakelen de motor kan vervuilen of zelfs beschadigen. Schakel daarom altijd vanaf 2.000 toeren door naar de volgende versnelling.
U vraagt in welke versnelling je de auto het beste kan parkeren. In de eerste versnelling (of achteruit) is de auto het beste vergrendeld. In een hogere versnelling zou de motor gemakkelijker kunnen meedraaien als de auto een duwtje krijgt. Op hellingen blijft het advies om de parkeerrem cq handrem te gebruiken.
Stapvoets rijden is de norm en dat is maximaal 15 km per uur. Deze snelheid geldt hoe dan ook, ongeacht of er nu wel of geen bordje met 15 km hangt.
In een file kun je het beste de auto in de eerste versnelling laten staan en rustig de koppeling laten opkomen en vervolgens de koppeling weer helemaal indrukken. Dan rolt de auto zelf verder. Houd dan ook voldoende afstand tot je voorganger.
De conclusie is: een versnelling overslaan is geen enkel probleem, als je de juiste mechanische sympathie toepast. Heb respect voor de mechanische delen en hun werking en je kunt gerust van z'n twee naar z'n vier en andersom.
Aangezien de motor al bijna in de toerenbegrenzer zit voor het overschakelen, schiet het blok direct naar toerentallen die de motor niet zonder schade kan verwerken. Onder autoliefhebbers heet zo'n motorschade veroorzakende schakelfout een 'money shift'.
Inderdaad, als je terugschakelt door een versnelling over te slaan en het toerental loopt te hoog op, ligt het risico op de loer dat je motor kapotgaat. Het is daarom het verstandigst om altijd in de juiste volgorde te schakelen, soepel en zonder haast.
Tips bij het uitvoegen
Hou je richtingaanwijzer aan zolang je links naast je blokjes ziet. Na de laatste pijl houden de blokjes op en dan zet je het knipperlicht uit. Schakel altijd voor de (scherpe) bocht naar de juiste versnelling (meestal 3e of 4e versnelling).
Trek met je auto vanuit stilstand op tot 100 km/u en je zal meermaals naar een hogere versnelling moeten schakelen. Telkens wanneer je schakelt, valt je wagen terug naar een lager toerental. Minder toeren betekent een geringere inspanning voor de motor, en dus een lager brandstofverbruik.
Het is verstandig om zo min mogelijk met ingetrapte koppeling te rijden. Niet alleen omdat dit leidt tot slijtage aan je koppeling, maar ook omdat het gevaarlijk kan zijn, zeker in de bochten. Als je remt met ingetrapte koppeling, dan rem je ontkoppeld. Dat kost energie en dus ook brandstof.
Het is raadzaam om het koppelingspedaal alleen kort in te trappen wanneer dit echt nodig is. Het aanraken of licht intrappen van het pedaal leidt al tot hogere slijtage en een kortere levensduur.
Parkeer je ergens voor een langere tijd, dan doe je er goed aan om die handrem niet op te trekken. Je zet de auto dan beter in eerste versnelling. Bij streng winterweer kunnen namelijk de handremkabels bevriezen. Dat geeft problemen wanneer je weer wil vertrekken.