Bes is nummer 2 uit het ezelsbruggetje, dus de toonladder van Bes heeft 2 mollen! Twee mollen: bes en es. Toonladder: Bes, C, D, Es, F, G, A, Bes.
Je zou dus denken dat de toonladder van E drie mollen heeft. Maar als je gaat kijken wat voor mollen dit zijn, krijg je Bb, Eb en Ab. De E veranderd in een Eb, dus het is niet de toonladder van E met drie mollen, maar die van Eb. Dit komt voor bij alle toonladders van de Mollen, behalve die van F (1mol).
De voortekening telt drie mollen: Bes, Es en As. Het is de parallelle toonaard van Es-majeur. Er bestaan drie mogelijke varianten van c-mineur: Natuurlijke mineurtoonladder: C - D - E♭ - F - G - A♭ - B♭ - C.
D E F# G A B C# D. Een toonladder met 2 kruizen.
Een majeur en mineur toonladder
Er zijn twee verschillende toonladders die veel gebruikt worden, namelijk de majeur en de mineur toonladder. Beide toonladders bestaan uit zeven verschillende noten. De achtste noot is weer exact hetzelfde als de eerste.
De afstand tussen de C en de D noemen we groot, tussen de E en de F noemen we klein. Wanneer je alle afstanden van een majeur toonladder op een rijtje zet, krijg je: Groot, groot, klein, groot , groot, groot, klein. Wanneer je deze afstanden weet, kun je van alle toetsen “uitrekenen” hoe de toonladder is.
Om de mineur toonaard te bepalen zoeken we eerst de majeur toonaard en trekken we 1½ toon af van het bekomen resultaat: Ab - 1½ toon = F. Een stuk met 4 mollen aan de voortekening kan dus in Ab majeur of F mineur staan.
Dit moet je uit het hoofd WETEN: In Do Groot en la klein zijn er geen kruisen of mollen. In Fa Groot en re klein staat er 1 mol (si mol) aan de sleutel.
Een mol (in het Engels: flat) wordt in de muziek genoteerd als ♭ en doet het tegenovergestelde van een kruis: hij verlaagt een stamtoon met een halve toon. Dit is gemakkelijk te onthouden, want een mol is een dier dat onder de grond kruipt! Wanneer je een ♭ ziet staan, speel je dus een halve toon lager dan genoteerd.
Een dubbel verlaagde a heet in het Nederlands ases of la dubbelmol. Als een dubbel verlaagde toon hersteld wordt met een herstellingsteken, zijn beide mollen hersteld. Als een dubbel verlaagde noot/toon hersteld wordt tot een enkel verlaagde noot/toon moet er een herstellingsteken en een mol geplaatst worden.
Elke eerste letter van het woord vormt de toonsoort. De G heeft 1 kruis tot en met de Fis die er 6 heeft. Het aantal mollen kun je met een zelfde soort ezelbruggetje onthouden. De F heeft 1 mol en de Ges heeft er 6.
De letterlijke betekenis van majeur is 'groot'. Is een muziekstuk in majeur, dan betekent dit dat de afstand tussen de eerste en de derde toon groter is dan bij een muziekstuk in mineur. Zoals te verwachten is de betekenis van mineur 'klein'. Tussen de eerste drie tonen zit dan minder verschil in toonhoogte.
Als je goed kijkt zie je dat de eerste van de kruisen, hetzelfde is als de laatste van de mollen en omgekeerd. Als er vooraan de notenbalk 1 kruis staat is dit altijd voor de F die een Fis wordt. Het kan nooit voor de C of de G zijn. Zo ook bij de mollen, 1 mol is altijd voor de B die een Bes wordt.
Laten we eerst eens onderzoeken hoeveel kruizen er in de Dis majeur toonladder zitten: we beginnen in de kwintencirkel bij Fis (F#) majeur, deze majeur toonladder heeft 6 kruizen.
De kwintencirkel is een opeenvolging van tonen of toonaarden, voorgesteld als een cirkel, waarbij de volgende stap zeven halve noten hoger ligt dan de vorige.
In de toonsoort van F hebben we 1 mol, dit is de Bes. Dat betekent dat de toon B verlaagt wordt naar een Bes. Dus staat er vooraan bij de muzieksleutel 1 mol, dan weet je vanaf nu dat het muziekstuk in de toonsoort F is geschreven. De F is dan de grondtoon en het stuk zal meestal eindigen met een F of F-akkoord.
Een mol (♭) voor een noot geeft aan dat deze met een halve toon verlaagd moet worden, net als elke volgende noot met dezelfde toonhoogte (ook octaven hoger of lager) in die maat. Een mol aan het begin van de notenbalk, na de sleutel, geeft aan dat alle noten met deze toonwaarde een halve toon verlaagd moeten worden.
Vaak is de tonica een beginnoot, maar nauwkeuriger om te zeggen is dat het de belangrijkste (gewichtigste) toon is in een stuk, het hoeft niet de beginnoot te zijn. De eerste toon van een toonladder heet wel altijd de tonica.
B-mineur of b klein (afkorting: Bm) is een toonsoort met als grondtoon de b.
d-mineur of d klein (afkorting: Dm) is een toonsoort met als grondtoon D.
Toonsoort bepalen
Als je de toonsoort van een muziekstuk omschrijft, doe je dit met de eerste toon, ofwel de grondtoon van de toonladder. Dit kan in principe iedere toon zijn. Daarnaast geef je aan of de muziek in majeur of mineur is, zodat je ook de volgorde van de toonladder weet.
In de meeste gevallen begin je met het spelen van het tonica akkoord, hier Dm-akkoord. Je speelt dat net zolang tot het niet meer 'past'. Dan probeer je het bijbehorende dominant-septiem akkoord (hier dus het A7-akkoord). Meestal zal het dominant-septiem weer gevolgd worden door het tonica akkoord.
Het akkoord "C-majeur" bestaat uit de eerste (prime), de derde (grote terts) en de vijfde (kwint) toon van (de grote drieklank) op de eerste trap van de C-toonladder. Naast deze zg. grondligging (symbool: "CI") zijn allerlei omkeringen en verdubbeling van deze tonen mogelijk.
Dit doe je door eerst de grondtoon van een melodie te leren horen. Daarna ga je de tonen van de melodie op een rij zetten, waarbij je de rij begint met de grondtoon. Deze volgorde van tonen is de toonladder van de melodie. Vervolgens kun je een overzicht maken met de akkoorden die horen bij jouw melodie.