De Nederlandse kolonisten in Azië en het Atlantische gebied verhandelen vanaf de zeventiende eeuw mensen om te werken op plantages, in mijnen en in huishoudens. Deze slaven krijgen geen loon en moeten gedwongen werken. Dit leidt vaak tot opstanden en vluchtpogingen. Pas in 1863 verbiedt Nederland de slavernij.
Nederlanders hadden een grote rol in de slavernij.Dat gaat over mensenhandel en het uitbuiten van mensen. Vanaf de zeventiende eeuw gingen Nederlandse schepen naar landen in Afrika waar ze mensen tot slaaf maakten en meenamen naar andere landen, bijvoorbeeld Suriname.
Nederland is een van de laatste Europese landen die de slavernij afschaft. Zelfs na de afschaffing zijn veel mensen niet vrij. Ze moeten verplicht 10 jaar doorwerken.
De inheemse bevolking was gedecimeerd en niet te dwingen, Europeanen konden evenmin gedwongen worden. Toen ontstond het plan hiervoor Afrikanen te halen, als slaaf. In de tijd dat Nederland Brazilië van de Portugezen had overgenomen (1630-1654) keek Nederland deze perverse truc af en ging er mee verder.
Denemarken was in 1803 het eerste Europese land dat de slavernij afschafte, zestig jaar vóór Nederland. In 1807 verbood het Verenigd Koninkrijk – een van de grootmachten op dit gebied - de slavenhandel en in 1833 ook de slavernij.
Peter Stuyvesant (1592-1672)
Hij dreef als bestuurder van Nieuw-Amsterdam, het huidige New York, slavenhandel via Curaçao. Hij bezat zelf tientallen slaven en had de naam een harde en onverdraagzame bestuurder te zijn. Daarnaast stond hij bekend als antisemiet.
Kindsoldaten in Colombia en Afrika zijn voorbeelden van moderne slavernij. Verder werken kinderen als slaaf in steengroeven, in de tapijtindustrie in India, en op cacaoplantages in Ivoorkust. Op Haïti werken ten minste 400 duizend kinderen als slaaf, restaveks genoemd.
De Oranjes hebben in de periode 1675 tot 1770 omgerekend naar hedendaagse standaarden 545 miljoen euro verdiend aan het Nederlandse kolonialisme en de slavernij.
Aantallen. Nederlandse handelaren verkochten en verscheepten tussen de 550.000 en 850.000 slaven in het Atlantische gebied: eerst naar Brazilië (zie: slavernij in Brazilië), later vooral naar Suriname en de Antillen.
In totaal werden in de periode van de Nederlandse slavenhandel over de gehele wereld 11 tot 12,5 miljoen Afrikaanse slaafgemaakten verscheept en verkocht. Hiervan werden er circa 600.000 door Nederlanders verhandeld. De West-Indische Compagnie (WIC) verscheepte ongeveer de helft daarvan.
In 1814 werd de handel in slaven al verboden, in 1860 kwam er een einde aan de slavernij in Nederlands-Indië en in 1863 werd de wet van kracht waarmee slavernij ook in Suriname en het Caribisch gebied werd afgeschaft.
Doordat slavenhandelaren buskruit voor slaven ruilden, bloeide de lokale buskruitindustrie. Ook de dienstensector, bestaande uit onder andere klerken, boekhouders en bankiers, werd mede in stand gehouden door de slavenhandel.
Tot slaaf gemaakten gebruiken als goedkope arbeidskrachten en de handel in hen kon alleen omdat mensen vonden dat mensen met een donkerdere huidskleur minder waard waren. Sommigen vonden zelfs dat ze geen 'echte' mensen waren. Nog steeds worden mensen gediscrimineerd op basis van hun huidskleur.
In totaal zijn tussen 1500 en 1850 tien tot elf miljoen Afrikanen naar Noord- en Zuid-Amerika getransporteerd. Aangeleverd door Afrikaanse en Arabische handelaren werden zij door de Europeanen naar Amerika gebracht. Al vóór de komst van de Europeanen kwam in Oost-Indië onder verschillende volkeren slavernij voor.
Zoals staat geschreven in het boek 'Disposable People: New Slavery in the Global Economy: “In 1850 kostte een gemiddelde slaaf in het zuiden van Amerika, omgerekend naar hedendaags geld, $ 40,000. Nu kost een slaaf wereldwijd gemiddeld $ 90.”
Die straffen waren meestal lijfstraffen. Ze werden vaak in het bijzijn van de andere slaafgemaakten gegeven om een voorbeeld te stellen. Een straf bestond meestal uit ernstige mishandeling en leverde vaak een blijvende verminking op. Regelmatig stierven ook slaafgemaakten aan deze mishandeling.
Een oplossing voor dit tekort vonden de Portugezen en Spanjaarden in het handelsnetwerk van Afrika. Van slavenhandelaars ter plaatse kochten ze mensen die ze tot slaaf maakten. Ze verscheepten hen over de Atlantische Oceaan naar hun plantages. Dit wordt de trans-Atlantische slavenhandel genoemd.
Het dieet op de plantages in de Amerika's bestond in de eerste plaats uit een bron van koolhydraten: pap van mais, bakbananen of cassave, rijst, of iets vergelijkbaars. Dit werd meestal aangevuld met een klein beetje eiwit. Op Surinaamse plantages kon dit bijvoorbeeld een stukje gezouten vlees of vis zijn.
Formeel schafte Mauritanië in 1981 de slavernij af, als allerlaatste land ter wereld. Maar pas sinds 2007 is het strafbaar slaven te houden en in 2015 werd het een misdrijf tegen de menselijkheid. 'Het zijn dode letters', oordeelt Abeid over die wetten.
In het begin, tot 1650, waren dat twee gebieden: de kust van Guinee en Angola.Na 1650 kwamen daar de Slavenkust en Biafra bij en in de achttiende eeuw kochten de Nederlanders ook slaven op de Goud- en Ivoorkust.
Vooral de Britten hadden er een groot aandeel in: tussen 1701 en 1800 vervoerden ze 2,4 miljoen Afrikaanse slaven naar Amerika; de Portugezen volgden met 1,8 miljoen. Nederlanders verhandelden circa 600.000 slaven.
Zo'n 85 procent is na de onafhankelijkheid in 1975 gegeven. Het bedrag van 1,8 miljard euro is een combinatie van leningen (800 miljoen) en schenkingen. Kortom, Nederland gaf Suriname in de afgelopen zestig jaar een miljard euro.
Een lange geschiedenis
Zo leerden de Portugezen de slavernij kennen. Zij begonnen ook met de handel vanaf de Afrikaanse Westkust en beschermden deze door het bouwen van forten, waaronder het fort São George der Mina, het later Elmina. Omstreeks 1630 gaan de Hollanders zich met de mensenhandel bezighouden.
De landen waar slavernij het minst voorkomt, zijn IJsland, Ierland en Groot-Brittannië. Maar ook in die landen leven meer slaven dan voorheen werd gedacht. In Groot-Brittannië werken bijvoorbeeld zo'n 4400 mensen gedwongen in de seksindustrie, de landbouw, de horeca, de bouw, in nagelsalons of als huishoudelijke hulp.
Moderne slavernij, zoals gedefinieerd in het rapport, bestaat uit twee hoofdcomponenten: dwangarbeid en gedwongen huwelijken. Beide hebben betrekking op situaties van uitbuiting die een persoon niet kan weigeren of niet kan verlaten wegens bedreigingen, geweld, dwang, misleiding of machtsmisbruik.