Wanneer je in een donkere omgeving wilt fotograferen, is het belangrijk dat de lens optimaal gebruik maakt van het kleine beetje licht dat aanwezig is. Gebruik daarom een lens met een groot maximaal diafragma, bijvoorbeeld f/1.4 of f/2.0. Door de grote diafragmaopening valt zo veel mogelijk licht op de sensor.
Lichtsterke lenzen presteren goed in situaties met weinig of slecht licht. Een objectief met een diafragma van f/2.8 of groter (dat is een lager f-getal zoals f/1.4 of f/1.2) wordt als lichtsterk beschouwd.
Bij weinig licht moet je zoveel mogelijk licht binnenlaten om een goede belichting te krijgen en de details in de scène vast te leggen. Gebruik hiervoor een groot diafragma (laag f-getal).
Wat is onderbelichting ( te donkere foto's )?
Onderbelichting spreekt eigenlijk al voor zich, er is te weinig licht op je sensor gevallen wat zorgt voor een erg donkere foto of plekken die helemaal zwart zijn, het kan natuurlijk ook gebeuren dat je de dop nog op je lens hebt zitten…
Het diafragma en de sluitertijd zijn essentieel voor een goede belichting. Het diafragma is de grootte van de lensopening die het licht doorlaat en regelt de hoeveelheid licht. Hoe groter het getal na f/, hoe kleiner de diafragmaopening. Daardoor valt er minder licht op de sensor.
Is er minder, dan zal de camera automatisch langer belichten en meer licht verzamelen om een te donkere (onderbelichte) foto te voorkomen. Is er juist een meer dan gemiddelde lichthoeveelheid, dan belicht de camera vanzelf korter om te voorkomen dat overbelichting optreedt.
Kies de juiste instellingen voor scherpe foto's
Een mogelijke oplossing is je camera instellen op sluitertijdenvoorkeuze en een sluitertijd kiezen waarvan je zeker weet dat die scherpe foto's zal opleveren. Ook kun je de ISO-waarde van je camera met een of meerdere stops verhogen.
1/60 seconde is voor een foto uit de hand dan ook prima. Wanneer je een statief gebruikt, kun je nog veel lagere sluitertijden gebruiken. Gebruik bijvoorbeeld juist een hele lange sluitertijd zodat de lucht wel beweegt, maar het landschap niet.
Een allround lens is een zoomlens voor alledaags gebruik. Doordat het een lens met een variabele brandpuntafstand is, kun je er vanalles mee vastleggen. Volledig uitgezoomd is het beeldkader groot genoeg om landschappen te fotograferen.
Wanneer je in een donkere omgeving wilt fotograferen, is het belangrijk dat de lens optimaal gebruik maakt van het kleine beetje licht dat aanwezig is. Gebruik daarom een lens met een groot maximaal diafragma, bijvoorbeeld f/1.4 of f/2.0. Door de grote diafragmaopening valt zo veel mogelijk licht op de sensor.
Portretten kunnen met elke lens worden gemaakt, of het nu een 'nifty fifty', een groothoek of zelfs een fisheye is. Normaliter worden portretten gemaakt met een 135mm- of 85mm-lens, zoals de Canon EF 85 mm f/1.8 USM.
De sluitertijd bepaalt hoe lang er licht op de sensor van je camera valt. Zo lang de sluiter van je camera open staat, komt er licht op de sensor. Hoe lang de sluiter open staat, heeft invloed op hoe een beweging in beeld komt: bewogen of 'bevroren'.
Het kan twee verschillende oorzaken hebben. Of je hebt afgedrukt terwijl de camera nog niet klaar was met scherpstellen (of je stelde handmatig verkeerd scherp natuurlijk), of je kunt je sluitertijd nog eens checken. Je kent inmiddels vast het regeltje van het bereik en de sluitertijd wel.
Foto's kunnen soms wazig of onscherp zijn als: het onderwerp zich te dicht bij de cameralens bevindt, waardoor de camera moeilijk kan scherpstellen. de foto's worden gemaakt in een omgeving met weinig licht. u foto's maakt van een bewegend onderwerp.
Er zijn verschillende hulpmiddelen beschikbaar waarmee je kunt bepalen welk diafragma je moet kiezen. Een aanrader is de website dofmaster.com, daarnaast zijn er verschillende apps beschikbaar waarmee je dit gemakkelijk kunt berekenen, zoals de Simple DoF meter of de DOF Calculator.
Probeer een minimale sluitertijd van 1/100 seconde te hanteren als je uit de hand fotografeert. Fotografeer je met een lange zoomlens, dan zal je een snellere sluitertijd nodig hebben om bewegingsonscherpte tegen te gaan. Ook zorg je altijd voor een zo laag mogelijke ISO-waarde.
Met belichtingscompensatie pas je de sluitertijd aan
De sluitertijd wordt langer. Wil je de foto donkerder maken, dan stel je een negatieve waarde in. De sluitertijd wordt dan korter. Waar je dus rekening mee moet houden is dat een verandering van de belichtingscompensatie een verandering van de sluitertijd betekent.
Wanneer je gebruik maakt van een langere sluitertijd, geeft je de camera als het ware langer de tijd om licht naar binnen te laten vallen, waardoor je foto uiteindelijk lichter zal worden. Hoe langer de sluitertijd, hoe meer licht er kan vallen op de sensor van je camera.