De aardelektrode is een in de grond gedreven metalen buis of koperen pen en wordt meestal buiten de woning geslagen. Steeds vaker wordt de aarding door het energiebedrijf aangeleverd, zodat er geen aparte aardelektrode hoeft te worden geslagen. Dit wordt door een sticker op het meterbord vermeld.
Aarding plaatsen in nieuwe woning
Deze aardingslus bestaat uit een verlode koperdraad van 35mm² en wordt door de aannemer onder de buitenmuren op de bodem van de funderingssleuf geplaatst. De aardingslus wordt vervolgens afgedekt met aarde en mag niet in contact komen met het beton.
De geleiders van de kabels of voorbedrade buis hiervoor zijn minimum 1,5 mm² dik (en minstens 2,5mm² in geval van een gemengde kring).
Aarding plaatsen in een nieuwbouw
Bij een nieuwbouw wordt een koperdraad van 35 mm² op de bodem van de funderingssleuf geplaatst, op een minimumdiepte van 60 cm. De aardingslus komt dus onder de buitenmuren. Opgelet, want ze mag geen contact maken met het beton.
Deze aarddraad is met behulp van een aansluitklem bevestigd aan de aardpen, en is meestal 25 mm2 dik. De aardrail bevind zich onderin de meterkast. Vanaf deze aardrail wordt met behulp van aarddraad van 6 mm2 dik de groepenkast, waterleiding, gasleiding en dergelijke geaard.
Een vereffeningsleiding is een vertinde koperdraad van 6 qmm, die verbinding maakt tussen de HAR en vreemde geleidende delen die de meterruimte binnen komen (bijvoorbeeld de gas- en waterleiding). De vertinde koperdraad wordt aan de verbruikerszijde direct na de meter of hoofdkraan bevestigd.
De sectie van deze geleider dient minimum 16mm2 te zijn indien deze corrosiebestendig is.
Binnen een huishoudelijke installatie mag de weerstandswaarde nooit groter zijn dan 30 Ohm. Van 30 tot 100 Ohm voorzien verliesstroomschakelaars in de veiligheid. Bij metingen daarboven wordt de hele installatie afgekeurd. Aardingsweerstand meten de specialisten van Beemster graag voor u met professionele apparatuur.
Geen aardedraad in centraaldoos
Als je pech hebt, is er geen aardedraad aanwezig in de centraaldoos. Dan zal je een aardedraad naar de groepenkast moeten brengen. Per groep moet er een eigen een aardedraad naar de dichtstbijzijnde centraaldoos van de groep in kwestie worden gebracht.
Er geldt voor een aarddraad altijd een minimale doorsnede van 2,5 mm2, mits de beschermingsleiding is beschermd tegen mechanische beschadiging. Wanneer dit niet het geval is, moet de aarddraad een minimale doorsnede hebben van 4 mm2.
Het gat moet zo diep zijn, dat de aardpen geheel in de grond verdwijnt, ongeveer 10cm onder het maaiveld.
Tevens moeten ook alle hoofdequipotentiale verbindingen geaard zijn. Dit zijn niet alleen de hoofdleidingen van gas, water, centrale verwarming en klimaatregeling, maar ook de aanraakbare en vaste metalen van het gebouw (bv. een geëmailleerde badkuip), alsook de metalen delen van eender welke leiding (bv.
Een (meestal XVB kabel 3G6mm) en een automaat van 32 A wordt gebruikt voor de elektrische kookplaat. In de regel worden lichtkringen en stopcontacten afzonderlijk afgezekerd. Er Moet een bedrading van 2.5 mm² worden gebruikt.
Grove richtlijn: met een 16mm2 kabel kan tot ca.80 ampere worden overgebracht, met een 25mm2 kabel tot 150 ampere en met een 35mm2 kabel tot ca. 250 ampere. Omdat spanning maal stroom gelijk is aan vermogen (watt), kan bij 24 volt het dubbele vermogen worden getransporteerd ten opzichte van een 12 volt accu.
Over een 4mm² kan je 25A stroom sturen. Voor mono of driefase geldt dezelfde regel. Enkel heb je bij driefase 25A meer vermogen (uitgedrukt in Watt) dan bij een monofase 25A.
Pak een multimeter en meet op je stopcontact tussen fase en randaarde; je moet dan ongeveer 230 volt meten. Meet vervolgens tussen fase en nul en je moet hetzelfde meten. Meet je tussen nul en randaarde moet je (bijna) nul volt meten. Meet je dit niet dan is de randaarde niet aangesloten.
De spanning tussen de fasen is 220 à 230 volt. De spanning tussen de fase en de aarde is 127 à 133 volt. Om het stroomverbruik te kunnen meten op een dergelijk net, wordt vaak de Aronschakeling (2 wattmetermethode) gebruikt.
Je doet legt een gekende stroom aan tussen je aardpen en de hulpelektrode. vervolgens meet je de spanning tussen aardelektrode en een 2e hulppen. Deze pen verplaats je minimaal 3x. De waarde van elke meting mag niet meer dan 20% verschillen.
Een aardingsonderbreker is verplicht in elke woning.
De lengte van de aardingslus hangt af van de omtrek van je woning. Meet de omtrek van je huis en tel er een meter of 4 bij. Je moet de kabel immers ook nog naar boven krijgen.
De afstand tussen de aardingspennen moet minstens drie keer groter zijn dan de diepte van de pen.
Het verschil tussen de XMVK-AS en de YMVK-AS grondkabel is dat de YMVK-AS kabel een zwaardere kabel is die wordt toepast indien er hogere eisen aan de brandveiligheid worden gesteld. Tevens wordt de YMVK-AS gebruikt bij zwaardere installaties.
Bekabeling in de GroepenKast
In standaard installaties (hoofdzekering 1 x 35A of 3 x 25A) is minimaal 4 mm2 bedrading aan te bevelen, in grotere groepenkasten is het advies om minimaal een type dikker te nemen, dus bekabeling van 6 mm2 of hoger.
Die apparaten moeten elk een eigen groep kijgen. En 2,5mm2 mag je in Nederland met max. 16A afzekeren.