Welke teelten elkaar best niet opvolgen:
Erwt en boon niet laten opvolgen. Zaai geen bonen na knolselder of witloof. Zet geen wortel na aardappel.
Courgettes: aardappels, komkommer. Komkommer: aardappels, aardbei, courgette, radijsjes, tomaten. Koolsoorten: aardbeien, mosterd, knoflook, uien. Prei: bonen, erwten, stambonen.
Paprika zaaien doe je naast Afrikaantjes, basilicum of bieslook. Pompoen doet het goed naast sla, radijsjes en zonnebloemen. Wortels staan graag naast uien. Sla kun je zaaien naast kool, prei, tomaat en dille.
Mocht je zelf zaden willen oogsten van je zelf geteelde paprika's zorg dan dat je een goede afstand aanhoudt tussen je paprikaplant en peperplant – in principe zullen gekruiste nakomelingen altijd pittig zijn (omdat heet 'dominant' is over niet heet).
Afrikaantjes zijn dé beste buurplanten voor in je moestuin. Ze verjagen aaltjes in de mix, weren schadelijke insecten - zoals luizen - en trekken massa's bijen en vlinders aan.
Bij tomaten kan je ook nog paprika, meloenen, pepers, en komkommers planten. Wel te verstaan als ze groot genoeg is .
Voor een optimaal resultaat kun je je moestuin het beste indelen in minimaal vier vlakken. Plant per vlak de soorten uit één gewasgroep bij elkaar. Zorg voor aparte vakken met peulgewassen, koolsoorten, bladgroenten, vruchtgroenten, of wortels & knollen. Elke groep gebruikt zijn eigen voedingsstoffen.
Tomaten kunnen hard groeien en gedijen goed in een vruchtbare bodem. Meng daarom een of meerdere handen potgrond, compost, of verteerde stalmest door het plantgat en geef goed water bij het uitplanten.
De plantafstand in de rij bedraagt 40 cm, de afstand tussen de rijen bedraagt 80 cm. De kiemblaadjes mogen niet onder de grond terechtkomen bij het uitplanten en de planten moeten worden gesteund. De kluit komt 1 cm boven de grond uit. Na het planten worden de paprikaplanten water gegeven.
Goudsbloemen fleuren je bak op. De planten verbeteren de bodem, weren schadelijke insecten en nare aaltjes in de mix en trekken nuttige insecten aan. Kortom: goudsbloemen horen in elke moestuin ð.
Komkommers moeten net zoals tomaten in de volle zon staan. Dit wil zeggen: minimum 6u zon per dag (ongeacht of dit nu ochtend- of namiddagzon is). Daarnaast geef je ze best ook voldoende ruimte. Hoe dichter de bladeren bij elkaar groeien, hoe meer kans op ziektes.
Regelmatig water geven is belangrijk
Van elke dag water geven, bouw je na 2 weken af tot 2 à 3 keer per week en na anderhalve maand geef je de plant 1 keer per week water. Geef je de tomatenplant onregelmatig water, dan gaan de tomatenvruchten barsten.
Komkommers hebben behoefte aan een rijke grond met veel organische stof. Eventueel kan er in de loop van het seizoen extra bemest worden, door bv compost rond de stengel te leggen. Zo'n laagje compost beschermt tevens de wortels die aan de oppervlakte verschijnen.
Afrikaantjes tegen slakken
Een manier om slakken te voorkomen in je tuin is door het zaaien van afrikaantjes. Het klinkt gek, maar toch is het een effectieve wijze om (naakt)slakken af te weren. Het kan ook zeker in de moestuin geen kwaad om wat afrikaantjes in te zaaien tussen de gewassen.
Standplaats. Door de Zuid-Amerikaanse herkomst is het afrikaantje gewend aan warmte en droogte. In je tuin geeft de plant daarom een voorkeur aan een standplaats in de volle zon. In het algemeen is het echter een plant die zich gemakkelijk aanpast en zowel bestand is tegen schaduw als wind en zware regen.
Ik plantte wijnruit, ooievaarsbek, citroenverbena, boerenwormkruid en afrikaantjes - stuk voor stuk planten waar katten een hekel aan hebben.
Tomaat - aardappel, erwt, venkel, diverse koolsoorten.
Paprika is, in tegenstelling tot tomaten, niet gevoelig voor regen en hoeven niet opgebonden of gediefd te worden. Soms is het wel handig om de planten van een centrale steunstok te voorzien, zeker wanneer ze zwaar beladen zijn met vruchten.
Een paprikaplant heeft heel veel water nodig om zijn vruchten te kunnen vormen. Vooral in de zomermaanden kan het gebeuren dat de potgrond sneller uitdroogt. Daarom raden we je aan om steeds met je vinger de vochtigheid van de grond te controleren. Als de grond nog vochtig is, hoef je geen water te geven.