Warmbloedige dieren Grofweg zijn er twee groepen dieren warmbloedig te noemen: de vogels en de zoogdieren. Vogels en zoogdieren houden de temperatuur van hun lichaam ongeveer gelijk. Ze zijn meestal warmer dan de temperatuur van hun omgeving.
Warmbloedige organismen hebben een interne productie en regulatie van warmte. Dit in tegenstelling tot koudbloedige organismen die afhankelijk zijn van externe warmtebronnen voor de regulatie van hun lichaamstemperatuur. Bekende warmbloedige dieren zijn vogels en zoogdieren.
Amerikaanse onderzoekers hebben een warmbloedige koningsvis ontdekt. Het is voor zover bekend de enige vis die warm bloed door zijn hele lichaam kan laten stromen. Dat stelt hem in staat om in diep, koud water op vissen en inktvissen te jagen.
Bij koudbloedige dieren verandert de temperatuur van het lichaam mee met de omgeving. Als een vis bijvoorbeeld in koud water zwemt, zal zijn lichaam bijvoorbeeld afkoelen. Maar bij warmbloedige dieren gebeurt dat bijvoorbeeld niet. Als het buiten warmer of kouder wordt blijft de lichaamstemperatuur van vogels gelijk.
Een dier is koudbloedig wanneer de lichaamstemperatuur van een dier min of meer gelijk is aan de omgevingstemperatuur. Koudbloedige dieren hebben dus een wisselende lichaamstemperatuur. Warmbloedige dieren zorgen door verbranding in de cellen voor een constante lichaamstemperatuur.
Hogere lichaamstemperaturen optimaliseerden hun immuunsysteem. In die tijd waren bijna alle diersoorten koudbloedig. En om hun lichaam op te warmen, moesten ze voor lange perioden in warme delen van hun leefgebied vertoeven.
Tonijnen houden hun lichaam warm door een orgaan dat Rete mirabile wordt genoemd. Koudbloedig betekent dat ze zelf geen lichaamswarmte kunnen produceren. Vissen hebben hun omgeving nodig om het lichaam warm te houden, het water.
Koudbloedige dieren Alle dieren die niet bij de zoogdieren of vogels horen, zijn in principe koudbloedig. Grote groepen zijn: amfibieën, reptielen, vissen en geleedpotigen waaronder de insecten. Deze dieren kunnen de temperatuur van hun lichaam niet constant houden. Zij zijn net zo warm of koud als hun omgeving.
Uit de metingen bleek dat de Camarasaurus een lichaamstemperatuur had van 36 graden Celsius, voor de Brachiosaurus was dat 38 graden Celsius. Vergeleken met dieren van nu hadden deze dino's een hogere temperatuur dan krokodillen (rond de 31 graden Celsius), en een lagere dan vogels (rond de 41 graden Celsius).
Nee, dat kan niet. Een vis is een koelbloedig dier en neemt de temperatuur van zijn omgeving aan. Een vis heeft het dus nooit warm of koud.
Vissen zijn over het algemeen koudbloedig, met uitzondering van tonijn en sommige haaisoorten, die bepaalde delen van hun lichaam kunnen opwarmen met een ander mechanisme. Deze vis daarentegen heeft, dankzij zijn 'unieke schubbenpatroon' een systeem ontwikkeld waarmee het zijn volledige lijf permanent warm houdt.
[biologie] niet de eigen lichaamstemperatuur regulerend. zonder emotie. erg gevoelig voor kou.
Kraakbeenvissen De meeste kraakbeenvissen zoals haaien zijn eierlevendbarend. De moeder legt geen eieren, maar draagt ze in haar buik. De jongen komen uit die eieren als ze groot genoeg zijn om voor zichzelf te zorgen.
Insecten vormen de grootste groep diersoorten, met veel soorten kevers, vliegen, muggen, bijen, wespen en mieren. Andere soortenrijke diergroepen zijn aaltjes (nematoden), spinachtigen, kreeftachtigen en weekdieren. Opvallende soortgroepen als vogels en zoogdieren tellen veel minder soorten.
Tot de amfibieën behoren de kikkers (Anura), de salamanders (Caudata) en de wormsalamanders (Gymnophiona). In totaal zijn er ruim 8200 beschreven soorten. Hiervan behoren er ongeveer 7300 tot de kikkers (inclusief padden), 760 tot de salamanders en 200 soorten tot de wormsalamanders.
Geen levend wezen groter dan een bacterie kan meer hitte verdragen dan de Pompeji-worm. Het diertje, dat leeft nabij thermische bronnen op de bodem van de Stille Oceaan, houdt het uit bij temperaturen van circa 80 graden Celsius.
De normale lichaamstemperatuur van de hond en kat is iets hoger dan bij de mens: Hond: 38.0°C tot 39.0°C. Kat: 38.0°C tot 39.5°C.
De normale lichaamstemperatuur van een volwassen paard ligt tussen de 37.4 – 38.0 graden Celsius. Voor jonge veulens ligt de normale lichaamstemperatuur gemiddeld iets hoger: Voor een pasgeboren veulen ligt de normale lichaamstemperatuur tussen de 38.5 -39.5 graden Celsius.
Koorts bestaat niet bij reptielen. Deze dieren zijn ectotherm, dit wil zeggen dat ze hun lichaamstemperatuur regelen door bijvoorbeeld in de zon te gaan liggen of juist in de schaduw. Hierdoor hebben ze niet altijd dezelfde temperatuur, en ook geen koorts.
De voorkeurslichaamstemperatuur van een slang is trouwens nog geen eens zo heel erg laag: tussen de 30 en de 38 graden Celsius.
Warmbloedig wilt zeggen dat een organisme zelf zijn lichaams temperatuur kan bepalen in tegenstelling tot koudbloedige dieren die juist afhankelijk zijn van warmtebronnen van buitenaf. Bekende warmbloedige dieren zijn vogels en zoogdieren.
Een koudbloedig organisme is een dier dat zelf geen eigen lichaamswarmte kan produceren, in tegenstelling tot een warmbloedig organisme. De regeling van de lichaamstemperatuur is afhankelijk van gedrag als het opzoeken van warmere of koelere plaatsen of door te zonnebaden.
Aanpassen aan de kou
Zij hebben warmte nodig om te leven. Zij kunnen zich niet warm houden en zoeken warme plekken om op te warmen. Wanneer hun leefomgeving te koud is, stopt hun lichaam met werken. Daardoor zouden koudbloedige dieren op de zuidpool bevriezen.
Bekende reptielen zijn slangen, krokodillen, schildpadden en hagedissen. Van elke soort zijn weer veel ondersoorten. Zo zijn er bijvoorbeeld moerasschildpadden, zeeschildpadden en reuzenschildpadden. En onder hagedissen vallen bijvoorbeeld leguanen, varanen en kameleons.