Door het grote oppervlakte van de huid, koelen deze diersoorten snel af. En door hun formaat warmen ze langzaam weer op. Als olifanten met deze temperaturen naar buiten gaan is het erg belangrijk dat de huid droog is, in het bijzonder aan het einde van de staart en bij de randen van de oren.
Dieren hebben het makkelijker, ze beschermen zich tegen afkoeling door een wintervacht of een dik verenpak. Tussen de haren en veren blijft de lichaamswarmte bewaard.
Keizerpinguïns dragen een soort onzichtbaar schild van koude lucht dat ervoor zorgt dat de vogels hun lichaamswarmte niet verliezen. Hierdoor kunnen de vogels overleven in de temperaturen ver onder de nul graden Celsius op Antarctica.
Pinguïns kunnen goed tegen kou. Op de huid hebben ze een donzen kleed, de punten van de veren liggen als dakpannen over elkaar heen. Hierdoor kunnen ze temperaturen van 70 graden onder nul verdragen. Lichaamswarmte gaat nauwelijks naar buiten, sneeuw blijft op de veren liggen en smelt niet.
Het lichaam van pinguïns kan bovendien dankzij enkele handige aanpassingen echter veel beter inspelen op een wisselende externe temperatuur dan ons mensenlichaam dat kan. Zo liggen de veren van de pinguïn als dakpannen dicht op elkaar. Daaronder houdt de pinguïn een isolerend laagje lucht vast.
Kou kost vogels extra energie om warm te blijven. Ze beschikken over een uitstekende isolatielaag; dons geldt als een van de best isolerende materialen ter wereld en de buitenlaag van veren maakt dat vogels veel kunnen hebben.
Sommige dieren trekken als het koud wordt ook een soort jas aan. Zij krijgen namelijk vóór de winter begint, meestal in de herfst, een wintervacht. Welke dieren krijgen zo'n vacht? Dieren als koeien, paarden, schapen, vogels, katten en konijnen!
Vogels, katten, schapen en veel andere dieren hebben een vaste lichaamstemperatuur. Ze moeten warm blijven, ook als het buiten koud wordt, in de winter dus. Veel dieren hebben daarom een warme wintervacht van stevige lange haren met daar tussen dikke, wollige haren. Tussen deze wollige haren zit veel lucht.
Olifanten hebben geen zweetklieren. Ze nemen daarom graag een verfrissend (modder)bad of een douche.
Ze koelen zichzelf af door te hijgen: zo circuleert de hond frisse lucht in zijn lichaam en koelt hij zichzelf af. Hoe koeler de lucht, hoe beter dit werkt. Maar als het buiten warm is gaat afkoelen natuurlijk een stuk lastiger dan wanneer het koel is.
Een koudbloedig organisme is een dier dat zelf geen eigen lichaamswarmte kan produceren, in tegenstelling tot een warmbloedig organisme. De regeling van de lichaamstemperatuur is afhankelijk van gedrag als het opzoeken van warmere of koelere plaatsen of door te zonnebaden.
WINTERTIPS VOOR GEITEN EN EZELS
Weidedieren zoals geiten en ezels kunnen niet goed tegen de kou en al helemaal niet tegen de regen. Hun vacht is niet waterdicht. Zorg voor een droge en tochtvrije stal.
Geen levend wezen groter dan een bacterie kan meer hitte verdragen dan de Pompeji-worm. Het diertje, dat leeft nabij thermische bronnen op de bodem van de Stille Oceaan, houdt het uit bij temperaturen van circa 80 graden Celsius.
Hij kan heel slecht tegen kou, dit komt doordat zijn stekels niet isoleren en temperaturen van onder de twaalf graden Celsius zijn al gevaarlijk voor een egel. De winterslaap duurt van oktober tot en met april.
Naast vele vogels zijn er ook andere dieren die migreren. Voorbeelden hiervan zijn sommige soorten vlinders, padden, palingen, walvissen, rendieren, gnoes en zeeschildpadden. Vlinders die migreren zijn de monarchvlinder, de oranje luzernevlinder en de bogongvlinder.
Leefwijze en voedsel
Een konijn is plaatstrouw en houdt geen winterslaap. Meestal wonen de konijnen in uitgebreide, zelfgegraven gangenstelsels met vele gangen en kamers (wrangen), maar soms wonen ze in oude vossen- of dassenburchten.
Winterslaap Er zijn ook dieren die een winterslaap houden, bijvoorbeeld egels en vleermuizen. Voordat de winter begint, eten ze zoveel mogelijk voedsel. Als het winter is slapen ze aan een stuk door, totdat het weer warmer wordt. Dieren die een winterslaap houden, worden tussendoor dus niet wakker om te eten.
Om te beginnen zijn vogeltenen bedekt met een fikse laag vorstbestendige schubben. Die zijn namelijk gemaakt van keratine. Dat is een taai, vezelig eiwit, vergelijkbaar met wat in onze haren en nagels zit. En belangrijk: het bevriest niet.
Kanaries zijn ook geschikt om zowel binnen als buiten in een volière te houden. In de winter dienen ze alleen wel over een tocht- en vorstvrij nachthok te beschikken en dient voorkomen te worden dat ze op ijzeren stangen kunnen gaan zitten. Hier kunnen de voetjes en tenen door bevriezen.
Jazeker! Zebravinken zijn winterhard en kunnen dus het hele jaar buiten in een volière gehouden worden. Je hoeft zebravinken dus niet naar binnen te halen als het heel koud of slecht weer wordt. Echter moeten de zebravinken wel over voldoende schuilmogelijkheden beschikken, tegen weer en wind.
Warmtebehoud specifiek voor pinguïns. Voor een warmbloedige pinguïn bedraagt die lichaamstemperatuur ongeveer 39 °C. Alle dieren verkrijgen de nodige energie om die lichaamswarmte te behouden door de verbranding van voedsel. Om voedsel te verbranden heeft men zuurstof nodig, die wordt opgenomen via de ademhaling.
Keizerspinguïns zijn extreem goed in staat om warm te blijven in de ijskoude Antarctische winters. In de dichte kluwens die ze vormen, soms van wel honderden vogels, wordt de warmte zo goed vastgehouden dat de pinguïns het er niet heel lang kunnen volhouden: ze krijgen het te heet.
Pinguïns hebben geen zweetklieren, dus ze kunnen niet zweten zoals mensen om af te koelen. In plaats daarvan hebben ze geleerd te hijgen als honden om koel te blijven. Ze hebben ook de neiging om uit de hete middagzon te blijven, in de schaduw te blijven of een duik in de zee te nemen.