Ook kan het zijn dat er op bepaalde markten veel concurrentie is en op andere markten weinig tot geen. Hierdoor ontstaan er verschillende marktvormen: de volkomen concurrentie, monopolistische concurrentie, oligopolie en monopolie.
Bepaal wie je concurrenten zijn
Directe concurrenten bieden dezelfde soort producten of diensten aan als jij, bijvoorbeeld pindakaas met of zonder nootjes. Indirecte concurrenten verkopen andere producten of diensten, maar spelen in op dezelfde behoefte van klanten.
Als gevolg van deze factoren bestaat er een groot aantal marktvormen, dit zijn: volledige mededinging, monopolistische concurrentie, homogeen oligopolie, heterogeen oligopolie en monopolie.
Er zijn vier marktvormen: volkomen concurrentie, monopolistische concurrentie, oligopolie en monopolie. Aan de hand van de marktkenmerken zullen we de marktvormen dus bespreken.
Monopolistische concurrentie
In deze marktvorm is het doel producten (of diensten) dusdanig anders te maken ten opzichte van de concurrent dat er een eigen klantenkring wordt opgebouwd, dit wordt productdifferentiatie genoemd. Deze marktvorm komt het meest voor.
Een voorbeeld van een monopolistische concurrentie is de televisiemarkt. Er zijn veel televisieproducenten, maar een paar grote. Deze hebben ieder hun kenmerken wat een bepaalde doelgroep aantrekt. Een ander voorbeeld is de cola markt met Coca Cola en Pepsi als grootste bedrijven.
Op een markt van volkomen concurrentie zijn er veel vragers en veel aanbieders. Dat betekent dat een individuele aanbieder, of individuele vrager, geen invloed kan uitoefenen op de prijs. De prijs is voor hen een gegeven. Deze prijs komt tot stand door de vrije werking van vraag en aanbod.
Voorbeelden. Voorbeelden van oligopolies zijn veel te vinden in de markten waarmee grote kapitalen of diepgaande kennis gemoeid is. Voorbeelden zijn de staalindustrie, het bankwezen, de computermarkt, de vliegtuigindustrie, de oliemarkt, energie, onderwijs, huisvesting, media, telefonie, supermarkten en internet.
Bij een oligopolie is er sprake van een klein aantal aanbieders die op dezelfde markt hun producten of diensten aanbieden. De marktmacht ligt dan dus bij slechts een paar aanbieders. Hoe groot de marktmacht van een aanbieder is, kun je bepalen door te kijken hoe groot het marktaandeel van deze aanbieder is.
Monopolie en monopolistische concurrentie: bij de marktvormen monopolie en monopolistische concurrentie kan de producent zelf (deels) de prijs voor zijn product bepalen (prijszetter). De prijsafzetlijn van de producent heeft een dalend verloop en valt niet meer samen met de MO-lijn.
Monopolistische concurrentie is een marktvorm met kenmerken van zowel volkomen concurrentie (er zijn veel aanbieders) en monopolie (de ondernemer is monopolist voor zijn eigen klantenkring en product).
De marktvorm volkomen concurrentie heeft de verschillende kenmerken: Er zijn veel aanbieders van een homogeen product. Hierdoor is het marktaandeel van iedere aanbieder is klein. Denk bijvoorbeeld aan de markt voor graan of suiker: dit zijn homogene producten die worden geproduceerd door veel verschillende boeren.
Merkconcurrentie: concurrentie tussen verschillende merken met een hetzelfde product/assortiment.
Een ABCD analyse is een marketingmodel waarmee inzicht wordt verkregen in de externe omgeving van een organisatie. Hierdoor worden de kansen en bedreigingen in de bedrijfstak (meso omgeving) in kaart gebracht. De letters ABCD staan voor Afnemersanalyse, Bedrijfstakanalyse, Concurrentieanalyse en Distributieanalyse.
Directe en indirecte concurrenten
Een directe concurrent biedt min of meer identieke producten en/of diensten aan, terwijl een indirecte concurrent een alternatief voor een productcategorie aanbiedt.
In een oligopolie is slechts concurrentie tussen een klein aantal bedrijven. Er is sprake van veel marketing en reclame. Een voorbeeld is de markt voor smartphones. Deze wordt door slechts een handjevol bedrijven beïnvloedt, zoals Apple, Samsung, LG en Huawei.
In een zuiver monopolie is er geen enkel alternatief. Is er niet één, maar zijn er enkele aanbieders van een bepaald product of dienst, dan spreekt men van een oligopolie. Is er, omgekeerd, sprake van één koper of afnemer van een product of dienst dan spreekt men van een monopsonie.
Wat zijn voorbeelden van een monopolie? We kennen in Nederland een aantal monopolies en in de meeste gevallen zijn dit staatsmonopolies, denk bijvoorbeeld aan Prorail, een bedrijf dat door de overheid beheerd wordt en verantwoordelijk is voor het beheer van de treinsporen in Nederland.
Extra uitleg
Feitelijk monopolie: er is sprake van een feitelijk monopolie als één bedrijf alle concurrenten uit de markt heeft gewerkt, met behulp van een technologische voorsprong of een patent of octrooi (= wettelijk alleenrecht om gedurende een bepaalde tijd een product te maken).
is een marktvorm met weinig aanbieders (en veel vragers) en een homogeen product. Omdat homogene goederen bij het oligopolie weinig voorkomen zijn de meeste oligopolies heterogeen.
Abstracte markt
Geheel van vraag naar- en aanbod van een bepaald product. Bijvoorbeeld de huizenmarkt, de arbeidsmarkt of de aandelenmarkt. ook wel markt van volledige mededinging of volkomen concurrentie genoemd.
Wat is een oligopolie? Wat is de betekenis van het economische begrip oligopolie nu precies. Er is sprake van de marktvorm oligopolie als er weinig aanbieders zijn die een homogeen of heterogeen product aanbieden.
Biermarkt Nederland is een oligopolie volgens Olm bier
De grote brouwers werken nieuwkomers tegen en proberen hun eigen positie op allerlei manieren te beschermen. Volgens de Olm directeur is de Nederlandse biermarkt een oligopolie: meer dan 70% van de markt is in handen van vier grote spelers.
Abstracte markt= het geheel van factoren dat de vraag naar en het aanbod van een product of dienst bepaalt. Het gaat dan om vraag naar en aanbod van één bepaald goed, bijvoorbeeld ede huizenmarkt, de arbeidsmarkt of de markt voor ruwe olie.