Hiernaast kan bij een blaaskatheter via de urinebuis het slijmvlies van de urinebuis geïrriteerd of beschadigd worden. Dit veroorzaakt pijn, irritatie en soms bloedingen en afscheiding. Bij blaaskatheterisatie via de buikwand kan bloedverlies uit de blaas optreden door de punctie.
Samenvatting. Veel ziekenhuispatiënten krijgen tijdens hun opname een urinekatheter. Bij 21-54% van de patiënten bestaat hiervoor echter geen goede indicatie. De belangrijkste complicatie van urinekatheters is het ontstaan van urineweginfecties (UWI's), een van de meest voorkomende ziekenhuisinfecties.
Vermijd trekken aan de katheter. Dit kan de blaas beschadigen. De verpleegkundige van de polikliniek zal u de verzorging omtrent de katheter uitleggen. Als u de katheter niet zelf kunt verzorgen, kan uw partner, familielid of mantelzorger dit leren.
Een blaaskatheter kan problemen geven. Misschien is hij moeilijk in te brengen of blijft hij niet goed zitten. Of: de blaaskatheter kan pijn en/of een blaasontsteking geven, of verstopt raken.
Lekkage van de urine
Af en toe kan urine lekken langs de katheter. Dit komst meestal door blaaskrampen of een verstopte of afgeknikte katheter. Controleer daarom of er geen knik in de katheter(slang) zit en of deze verstopt zit. Zorg ervoor dat de slang tussen de katheter en de opvangzak goed zit.
Een verblijfskatheter kan maximaal 10 tot 12 weken blijven zitten, afhankelijk van het materiaal.
Mannen en vrouwen met een katheter kunnen seks hebben. Bij een suprapubische katheter geeft dit geen problemen.
Recent onderzoek* wijst uit dat mensen die katheteriseren gemiddeld 2,7 keer per jaar te maken krijgen met een blaasontsteking. Kunt u een blaasontsteking of urineweginfectie voorkomen? Niet altijd, maar u kunt er zelf wel wat aan doen om de kans op een infectie te verkleinen.
Urine kan langs de katheter lekken als de katheter verstopt is en er dus geen urine via de katheter kan wegstromen. Het kan ook zijn dat je urine langs de katheter verliest door het ontstaan van blaaskrampen.
Als u een katheter heeft, ontstaat in de blaas wat neerslag (slijm of gruis) door afgestoten slijmvlies van de blaaswand. Soms ontstaat er steenvorming, dat zich hecht aan het uiteinde van de katheter.
Langdurige katheterisatie kan leiden tot bacteriëmie, vorming van blaas- en nierstenen, fistel- of strictuurvorming, incontinentie en zelfs tot blaaskanker. Het niet plaatsen van een katheter bij incontinentie leidt soms tot extra kosten.
Zuchten kan helpen voor ontspanning, om de katheter verder in te brengen. Wanneer de urinestroom stopt, kunt u de katheter voorzichtig een stukje terugtrekken, meestal komt er nog wat urine. Herhaal dit zodat er geen urine in de blaas achterblijft.
U kunt hem ook in een emmer naast uw bed leggen. Zorgt u ervoor dat ook wanneer u in bed ligt de zak lager is dan het niveau van uw blaas. Anders kan de urine niet aflopen. Ook mag het kraantje niet op de grond hangen in verband met infecties.
Bij cliënten met een katheter wordt standaard katheterspoelen ingezet. Als het ziekenhuis de cliënt preventief blaasspoelen heeft voorgeschreven, overlegt de arts of verpleegkundig specialist in het verpleeghuis met de verwijzer van het ziekenhuis.
U hoeft niet bang te zijn dat de katheter er uit zal vallen als u er aan komt, deze zit immers met het gevulde ballonnetje in de blaas. Voor u gaat schoon maken moet u goed uw handen wassen. Gebruik per wasbeurt een schoon washandje.
Naarmate de blaas zich vult, wordt de urine via de katheter afgevoerd naar een opvangzak. U kunt dus niet normaal plassen wanneer u een katheter met beenzak heeft. Spontaan plassen is wel mogelijk als u een suprapubische katheter heeft met een stopje.
Symptomen bij urineretentie
Buikpijn, • Pijnlijke zwelling in de onderbuik, • Niet of druppelsgewijs plassen, • Ongewild urineverlies, • Slappe urinestraal, • Vaak kleine beetjes plassen, • Snel een terugkerende aandrang om te plassen.
Nadat u geplast heeft zal de verpleegkundige met de bladderscan controleren of er niet te veel urine is achtergebleven in de blaas. Mocht dit minder dan 250 ml zijn dan plast u goed uit. Mocht dit meer zijn dan 250 ml zie punt 2a.
Flip flo (kraantje)
Dit doet u door het kraantje te openen boven het toilet of de maatbeker. Door gebruik te maken van de flip flo blijft de blaasfunctie behouden. De flip flo moet elke zes weken verwisseld worden.
Niet doen: urine uit de opvangzak halen. urine uit de bestaande katheter halen. Als je urine uit de bestaande katheter haalt, kweek je de bacteriën die zich in de katheter bevinden en niet die van de blaas.