Sommige polyploïde cellen bevatten een (vaak gigantische) kern waarin ze alle kopieën van het DNA dragen – zogenoemde enkelkernige cellen. In andere cellen zijn de DNA-kopieën verdeeld over meerdere kernen, deze cellen worden daarom meerkernige cellen genoemd.
Meestal is een afwijkend aantal kernen echter het gevolg van normale processen, zoals bij de kernloze rode bloedcellen. Dwarsgestreepte spierweefsels zijn opgebouwd uit cellen die versmolten zijn, waardoor er meerdere kernen in een individuele cel aanwezig kunnen zijn.
De verschillende soorten cellen hebben ieder een eigen taak in ons lichaam, bijvoorbeeld: Zenuwcellen: de zenuwcellen geleiden elektrische impulsen. Kraakbeencellen: deze cellen zorgen voor flexibiliteit en stevigheid in het kraakbeen. Botcellen: de botcellen zorgen voor stevigheid.
Elke menselijke cel bevat in de celkern 23 paar chromosomen, tijdens de S fase zal de cel uiteindelijk 46 chromosoom paren hebben.
Het grootste verschil tussen eukaryoten en prokaryoten is het hebben van een celkern. Prokaryoten hebben geen celkern, het DNA ligt gewoon los in de cel. Eukaryoten hebben wel een celkern waarin het DNA zich bevindt. Daarnaast hebben prokaryoten vaak minder organellen dan eukaryoten en zijn ze minder ingewikkeld.
Prokaryoten zijn alle organismen zonder celkern, dus de bacteriën en de archaea. Eukaryoten zijn alle organismen met een celkern, dus alle dieren, planten, schimmels en protisten.
1) Prokaryotische cellen zijn eencellig, terwijl eukaryotische cellen meercellig zijn . 2) Prokaryotische cellen hebben één membraan, terwijl eukaryotische cellen er twee hebben. 3) Een prokaryotische cel is een bacterie, terwijl een eukaryotische cel een organisme is dat uit meerdere cellen bestaat.
Een dierlijke cel heeft net zoals een plantaardige cel ook cytoplasma, een kern en een celmembraan.
Een vrouw heeft 2 X-chromosomen. Een man kan aan zijn kind een X- of een Y-chromosoom geven. Een vrouw kan aan haar kind een X-chromosoom geven. Heeft de baby van de moeder een X- en van de vader een Y-chromosoom gekregen, dan is het een jongen.
Bacteriën zijn eencellige micro-organismen zonder celkern. Hierdoor behoren bacteriën dus tot de prokaryoten.
Een eicel is de grootste cel die we kennen van het menselijk lichaam (op de zenuwcellen na). Deze is ongeveer 0,2 mm groot en daarom zichtbaar met het blote oog. Een eicel is dus ongeveer 60.000 keer groter dan een spermacel.
Cellen vallen in een van de twee brede categorieën: prokaryotisch en eukaryotisch . De eencellige organismen van de domeinen Bacteria en Archaea worden geclassificeerd als prokaryoten (pro = voor; karyon– = kern). Dierlijke cellen, plantencellen, schimmels en protisten zijn eukaryoten (eu = waar).
T-cellen herkennen vreemde cellen, zoals kankercellen, met hun 'voelsprieten', de T-celreceptoren. Deze receptoren controleren of cellen er normaal uitzien. Als de receptor een kankercel herkent, maakt de T-cel stoffen aan om de kankercel te doden.
Levercellen, spiervezels en osteoclasten zijn allemaal normale cellen die vaak meer dan één kern hebben. Kankercellen en cellen die geïnfecteerd zijn met virussen kunnen soms ook meerdere kernen hebben. Naast menselijke cellen hebben bepaalde soorten schimmels ook meerkernige cellen.
Sommige polyploïde cellen bevatten een (vaak gigantische) kern waarin ze alle kopieën van het DNA dragen – zogenoemde enkelkernige cellen. In andere cellen zijn de DNA-kopieën verdeeld over meerdere kernen, deze cellen worden daarom meerkernige cellen genoemd.
Binucleaire cellen zijn cellen die twee kernen bevatten. Dit type cel wordt het meest aangetroffen in kankercellen en kan ontstaan door verschillende oorzaken.
Een kind met XY-DSD heeft XY-chromosomen. De geslachtskenmerken kunnen zowel mannelijk als vrouwelijk zijn. Vaak noemen we dit ook wel intersekse. Er kunnen onvolgroeide zaadballen en soms een onvolgroeide baarmoeder en onvolgroeide eileiders zijn.
Vrouwen erven een X-chromosoom van de moeder en een X -chromosoom van de vader. Mannen krijgen een X-chromosoom van hun moeder en een Y-chromosoom van hun vader. Je moeder en vader geven ieder de helft van hun DNA door. Die halvering zet niet automatisch door naar de generaties daarvoor.
Als je een extra Y chromosoom hebt, heet dit 47,XYY omdat het extra Y chromosoom ervoor zorgt dat je in totaal 47 chromosomen hebt in plaats van 46 chromosomen. Chromosomen zijn boodschappers die je eigenschappen bepalen, zoals de kleur van je ogen of de kleur van je haar en of je een jongen of een meisje bent.
In alle cellen van ons lichaam zit een celkern die ons DNA bevat. De enige uitzondering is de rode bloedcel; die heeft geen celkern.
De levende wezens op aarde zijn verdeeld over vier rijken: bacteriën, schimmels, planten en dieren. Let op: virussen zijn geen levende wezens en behoren daarom niet tot een van de rijken. Ze bestaan ook niet uit cellen. Bacteriën, schimmels, planten en dieren bestaan overigens wel uit cellen.
Archaea zijn prokaryote levensvormen: ze hebben geen celkern en bevatten weinig andere cellulaire structuren.
Het voornaamste verschil tussen "ribosomen in eukaryoten en prokaryoten" is dat eukaryotische ribosomen (de 80S) over het algemeen groter zijn, terwijl de prokaryotische ribosomen (70S) kleiner zijn . Daarnaast zijn ribosomen van prokaryotische cellen verspreid in het cytoplasma.
Antwoord: " Prokaryotisch DNA is kleiner van formaat, cirkelvormig en wordt aangetroffen in het cytoplasma, terwijl eukaryotisch DNA groter van formaat is, gerangschikt is op chromosomen en wordt aangetroffen in de celkern ." Prokaryoten zijn, in tegenstelling tot eukaryoten, eencellige organismen die geen kern hebben.
Eindantwoord: Oxidatieve fosforylering, DNA-replicatie en fagocytose zijn cellulaire processen die mogelijk zijn bij eukaryoten, maar niet bij prokaryoten.