Er zijn vier vormen van argumentatie die je kunt gebruiken in je schema: enkelvoudige, meervoudige, nevenschikkende en onderschikkende argumentatie.
In een argumentatiestructuur wordt op een rijtje gezet welke argumenten allemaal gebruikt worden door een schrijver in een betoog. Je maakt dus een overzicht van de argumenten die iemand gebruikt.
We onderscheiden twee soorten argumenten: de feitelijke en de waarderende. Feitelijke argumenten zijn uitspraken waarvan de schrijver/spreker weet of denkt dat ze waar zijn. Ze zijn controleerbaar. Ik doe liever geen eindexamen (standpunt), want als ik slaag moet ik naar een andere school (feitelijk argument).
Structureer je argumenten
Een goede manier om je argumenten te structureren is het SEXI-model: State – Explain – Illustrate. Je begint met het kort benoemen van je argument, daarna zet je uiteen wat je er precies mee bedoelt en tot slot illustreer je dat met een voorbeeld of een autoriteit.
Een goed argument is juist. Dat wil zeggen: het is waar wat je zegt. Een goed argument is daarnaast geldig: het gaat over het onderwerp van het meningsverschil en niet over iets anders.
Maak daarbij gebruik van de volgende literaire argumenten: structurele, realistische, vernieuwingsargumenten, morele, emotivistische, inten- tionele en stilistische argumenten.
Een ervaring kan gebruikt worden als een feit. We spreken dan van een empirisch argument. Iemand kan aan het woord gelaten worden die veel van het onderwerp afweet. Er wordt dus een beroep op gezag gedaan.
Standpunt met geheel van bijbehorende argumenten dat het standpunt ondersteunt (argumenten) of ontkracht (tegenargumenten). Een tegenargument is een uitspraak waarmee een schrijver of spreker een standpunt ontkracht. Een uitspraak waarmee een schrijver of spreker een argument ontkracht.
Meervoudige argumentatie is complex. Een standpunt heeft meerdere onafhankelijke argumenten. Er zijn meerdere alternatieve verdedigingen voor een zelfde standpunt. Voorbeeld: “Marieke zegt dat ze mijn moeder vorige week in de dierentuin heeft gezien in Den Haag.” Verdedigingen: “Den Haag heeft geen dierentuin.
Bij de want/dus-proef probeer je uit of je tussen twee als argumentatie bedoelde uitspraken want of dus kunt zetten.
Enkelvoudige argumentatie
Het standpunt wordt ondersteund door slechts één argument.
Stilistische argumentenDeze argumenten leggen een relatie tussen de literaire tekst en de stijl en het taalgebruik waarin het literaire werk geschreven is. De stijl of het taalgebruik wordt door een criticus bijvoorbeeld als 'zakelijk', 'concreet' of als 'beeldend' getypeerd.
Een mening is wat iemand vindt van iets.Met een mening kun je het eens zijn of oneens.Een mening kun je onderbouwen met argumenten.Een argument geeft aan waarom je een bepaalde mening hebt.
Een theorie is een verzameling van samenhangende uitspraken over verschijnselen.Empirie is datgene wat men direct ervaart. In aansluiting hierop wordt gesproken over empirische wetenschappen. Daaronder verstaan we vakgebieden waarin kennisverwerving vooral berust op directe waarneming.
Een argument wordt valide genoemd wanneer het niet mogelijk is dat de premisse waar is en de conclusie onwaar is.
Als zodanig is empirische wetenschap tegenovergesteld aan formele wetenschap, die juist niet op ervaring maar op a priori ofwel ervaringsonafhankelijke beginselen is gebaseerd. Voorbeelden van empirische wetenschappen zijn de natuurkunde, de scheikunde en de sociologie.
Voorbeelden van literaire genres zijn: kort verhaal, gedicht, novelle, autobiografie, roman. Subgenres van de roman zijn bijvoorbeeld: historische roman, bildungsroman, briefroman, bekentenis literatuur, autobiografische roman, psychologische roman, streekroman, etc.
De genres waarin de literatuur wordt opgedeeld zijn zeer talrijk. Men onderscheidt in de praktijk hoofdgenres (lyriek, epiek, dramatiek), subgenres (roman, novelle, verhaal, sonnet, kwatrijn e.d.) en historisch bepaalde genres (dageraadslied, ridderroman, klassiek blijspel e.d.).
Cirkelredenering (begging the question)
Voorbeeld: Cirkelredenering Jesse geeft aan dat Lotte erg vriendelijk is, omdat ze heel aardig is. Dit is een cirkelredenering, omdat het standpunt “Lotte is erg vriendelijk” gelijk is aan het argument voor dat standpunt “ze is heel aardig”.
Een drogreden, schijnreden of sofisme is een reden of redenering die niet correct is, maar wel aannemelijk lijkt. Wanneer een Bewys de gedaante van Waarheid met zich brengt en evenwel ons doet dwaalen, is 't een Drogreden.