Er zijn drie mogelijkheden voor het toedienen van sondevoeding: intermitterend, continu of per portie. Uw arts of diëtist bepaalt, samen met u, wat het meest passend en effectief is voor uw gezondheid en persoonlijke situatie.
Er zijn drie manieren van toedienen: via een voedingspomp, via een zwaartekrachtsysteem en via een spuit. Samen met uw diëtist of arts kunt u bepalen welke manier van toedienen het beste bij u past.
Sondevoeding toedienen kan in porties (portietoediening) of via een voedingspomp (continue toediening). Welke manier voor u het beste is, hangt vooral af van de plaats waar de voeding uiteindelijk terecht komt. Bij de portietoediening krijgt u meerdere keren per dag sondevoeding in uw maag met een spuit.
Per bolus voeden betekent het toedienen van sondevoeding in porties, meestal via een spuit of trechter. ☞ Alvorens de voeding wordt toegediend, dient door middel van auscultatie te worden gecontroleerd of de sonde nog in situ is.
Wat is een bolus? Een bolus is het toedienen van een extra dosis insuline met behulp van een insulinepomp. Je doet dit wanneer je een maaltijd of tussendoortje eet dat koolhydraten bevat of om een te hoge glucosewaarde te corrigeren.
De maximale hoeveelheid per portie is gemiddeld 250 – 300 ml (soms tot 500 ml per keer mogelijk). Voor een volledige sondevoeding zijn zeker 6-8 porties nodig, in de praktijk is dit niet altijd haalbaar zodat de volledige geadviseerde hoeveelheid sondevoeding niet altijd gehaald wordt.
Een goede voedingstoestand draagt bij aan uw conditie en weerstand maar ook aan het herstel na een behandeling. Uw diëtist bepaalt welke sondevoeding, hoeveel en hoelang u sondevoeding moet gebruiken. Dit kan variëren van enkele weken tot een aantal maanden of zelfs levenslang, afhankelijk van uw situatie.
☞ Wanneer de sondevoeding continu wordt toegediend, moet het toedieningssysteem tot aan de sonde na maximaal 96 uur worden vervangen. ☞ De voeding via de sonde of de PEG-katheter wordt binnen 24 uur toegediend, hetgeen inhoudt dat de zak of fles met voeding niet langer dan 24 uur mag aanhangen.
Een maaginhoud met een pH-waarde van 5,5 en lager (dus richting 1) is goed. U mag de sondevoeding dan geven. Bij een pH-waarde van 5,6 of hoger wacht u tien minuten en herhaalt u de handeling. Als de pH-waarde dan nog steeds 5,6 of hoger is, wacht u een uur.
J staat voor jejunum. Dat is het eerste deel van de dunne darm. De PEG-J-sonde lijkt op een PEG-sonde. Het verschil is dat het slangetje door de maag in de dunne darm uitkomt.
Bij een PEG- sonde en PRG-sonde komt de voeding rechtstreeks in de maag.Een PEJ-sonde is aangesloten op de dunne darm. Naast voeding kunnen vocht en medicatie worden toegediend.
De afkorting PEG staat voor Percutane Endoscopische Gastrostomie: het is een voedingssonde die met behulp van een endoscoop (flexibele slang) in de maag wordt geplaatst. De PEG-sonde is een slangetje dat door de huid gaat en in de maag ligt.
Bij toediening per portie (ook wel 'per bolus' genoemd), krijgt u op verschillende momenten per dag een bepaalde hoeveelheid sondevoeding.
Sondevoeding en ontlasting. Sondevoeding geeft weinig ontlasting dus u kunt een ander ontlastingspatroon verwachten dan u gewend was. Voor een goede stoelgang en om verstopping te voorkomen is het belangrijk dat u per dag minimaal twee liter vocht gebruikt.
Dompelen PEG(J)-sonde
Hiermee wordt voorkomen dat het inwendige plaatje dat in de maag zit in het maagslijmvlies vast gaat groeien. De sonde mag niet gedraaid worden!
Gebruik van sondevoeding
Als de sonde alleen gebruikt wordt om vocht aan te vullen, wordt meestal drie tot vier keer per dag een hoeveelheid water gegeven van 250 tot 300 ml. Zolang het slikken veilig is, kunt u naast de sondevoeding nog eten of drinken wat u lekker vindt.
Indicaties voor sondevoeding
Indicaties zijn: niet voldoende kunnen eten en drinken, bijvoorbeeld vanwege misselijkheid of slikstoornissen. niet mogen eten en drinken, bijvoorbeeld vanwege een grote operatie in het maag-darmkanaal of fistel (niet natuurlijke tunnel) in het darmkanaal.
Bij een PEJ en een jejunumkatheter wordt de sondevoeding alleen druppelsgewijs toegediend, omdat toediening per portie mogelijk klachten geeft. Normaal gesproken blijft ons voedsel ongeveer twee tot drie uur in de maag, waar het wordt fijngemalen en gekneed.
De drinkvoeding is tijdelijk, maar je moet het wel minimaal 8 weken gebruiken. Je spreekt met je diëtist af hoeveel voeding je per dag mag nemen. In deze periode mag je niets anders eten of drinken. Af en toe een slokje water mag, maar pas op dat je niets anders eet of drinkt.
Afhankelijk van de viscositeit van de sondevoeding bevat een milliliter 16 tot 20 druppels (water bevat 20 druppels per ml). Door dit getal, vermenigvuldigd met het beschikbare aantal milliliters, te delen door het beschikbare aantal minuten verkrijgt men de druppelsnelheid per minuut.
Verwissel minstens 1x per 24 uur het sondevoedingssysteem (dit is de slang die u aansluit tussen de zak voeding en de voedingspomp). Spoel de sonde minimaal 4 tot 6x per dag door met 20-30 ml kraanwater. Gebruik bij voorkeur lauwwarm water (zie de informatie hierboven over het doorspoelen van een neus-maagsonde).
Om te voorkomen dat de sonde uit de neus valt of dat de sonde verschuift, is het belangrijk om eens in de 3 dagen of na een douchebeurt de pleister te vervangen. Wanneer de 3 dagen nog niet voorbij zijn maar de pleister niet meer goed kleeft, moet u hem ook vervangen.