De oude Egyptenaren waren één van de eerste volken die wiskunde toepasten. Dat houdt in dat de eerste wiskunde leraren ook Egyptenaren waren! Opgravingen in de 19e eeuw in Mesopotamië hebben Sumerische kleitabletten opgeleverd geschreven waren in spijkerschrift die dateert òf van het Babylonische tijdperk (1800-1500 v.
De echte Griekse wiskunde begon rond 550 v. Chr., toen Thales van Milete en Pythagoras kennis van Babylonische en Egyptische wiskunde naar Griekenland brachten. Thales gebruikte meetkunde om praktische problemen op te lossen, zoals het berekenen van de hoogte van een piramide en de afstand van schepen tot de kust.
In het eerste leerboekje behandelde Mohammad een rekenmethode die omstreeks 500 na Christus in India uitgevonden was: het rekenen met positieve gehele getallen in het tientallig positiestelsel met de cijfers 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 0.
De naam algebra is bedacht door een beroemde wiskundige die leefde in het jaar 800. Hij was een Arabier en schreef een boek met de titel Hisab al-djabr wa al-muqabala. De titel van het boek betekent zoiets als: het verbinden van getallen en letters. Van het woord al-djabr komt ons woord: algebra.
Wiskunde bestaat lang niet alleen uit getallen. Ook grafieken, tabellen, modellen en figuren horen bij wiskunde. Aangezien wiskunde zo'n groot geheel is, wordt het onderverdeeld in verschillende delen. Voorbeelden hiervan zijn rekenen, statistiek, meetkunde en algebra.
Wiskunde C is de makkelijkste wiskunde van de vier. Het moeilijkst is D, daarna B, daarna A en als makkelijkst C. Wiskunde C kan je kiezen als je wel graag wiskunde wilt hebben, maar als je er veel moeite mee hebt. Je hebt dan wel het gevoel dat je wiskunde hebt maar je hoeft jezelf er niet heel erg voor uit te sloven.
De wiskunde, zoals ontstaan uit de rekenkunde, is reeds bekend in de vroegste culturen.
In formules kunnen naast getallen ook letters voorkomen. De getallen blijven hetzelfde, maar de letters kunnen verschillende waarden aannemen. De meeste formules werken met x en y, maar het kan ook voorkomen dat er andere letters in voorkomen.
Het woord wiskunde komt van het woord wisconst dat door de Nederlandse wiskundige Simon Stevin (1548-1620) is bedacht. Wisconst betekent kunst van het zekere. In andere talen gebruikt men het woord mathematiek voor wiskunde. Dit komt van het Griekse máthèma.
Wiskunde A: "Veel statistiek"
Algebra en berekeningen horen er ook bij, maar een stuk eenvoudiger dan wiskunde B en meer in verhaalvorm. Ook mag je vaker je trouwe hulp, de grafische rekenmachine, erbij pakken. Er komen meer verhaaltjessommen terug bij wiskunde A en zijn de opgaven meer in context geplaatst.
Bij de wetenschappelijke notatie schrijf je grote of juist hele kleine getallen op een overzichtelijke manier. De notatie begint altijd met een getal groter of gelijk aan 1, gevolgd door een 10... 'tien tot de macht'. Het is belangrijk dat je het eerste getal goed neerzet.
Het bleek dat er verschillende opvattingen waren. De regel: Meneer van Dalen... is een overblijfsel uit vroeger tijden, waarvoor tegenwoordig geen plaats meer is. De volgorde van bewerkingen wordt bij toepassingen door de context en door de gebruikte rekenapparatuur bepaald. Bij twijfel plaats je haakjes.
Wanneer er een nul voor de komma komt en het cijfer achter de komma, dan wordt het een tiende. Wanneer er een nul achter de komma komt en voor het cijfer 1, zoals bij 1, dan wordt het een honderdste, twee nullen achter de komma voor de 1 een duizendste, enzovoorts.
In het vwo doe je examen in één van de drie 'soorten' wiskunde: A, B of C. Wiskunde B is de wiskunde die hoort bij de NT en NG profielen. Dit vak is verplicht in het NT profiel, in het NG profiel mag het vervangen worden door wiskunde A en in het EM profiel kan het gekozen worden in plaats van wiskunde A.
Tellen werd in vroegste geschiedenis vooral gebruikt om economische gegevens vast te leggen, zoals schulden (op een kerfstok) of kapitaal. Er is eeuwenlang geturfd. Dat turven bestond in het kerven van streepjes in, bijvoorbeeld, een bot of (kerf)stok.
Deze zijn een: kubus, balk, prisma, piramide, cilinder, kegel en de bol. In de zijvlakken herken je vlakke figuren.
Wiskunde D is bedoeld als aanvulling en verdieping op wiskunde B. Je krijgt bijvoorbeeld te maken met kansrekening en statistiek, een onderdeel dat niet in wiskunde B zit, maar dat bij veel universitaire studies wel belangrijk is. Een voorbeeld van verdieping is bewijzen.
Vwo wiskunde B behandelt de abstracte wiskunde. Je leert hierbij bijvoorbeeld wiskundige bewijzen. Vergelijkingen, func es, grafieken, formules, algebra, meetkunde met coördinaten en goniometrie komen allemaal voor bij Vwo wiskunde B. Je zult hier wel wat inzicht voor moeten hebben en ook er voor moeten willen werken.
WIS kan verwijzen naar: Werkzoekende Informatie Systeem, een door de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding gebruikt computerprogramma. What's in Shop, een thuiswinkelprogramma uit de jaren negentig dat ook wel bekendstond als Amazing Discoveries, gepresenteerd door Mike Levey. Web Informatie ...
De betekenis van nummer 2 is geladen met diplomatie, harmonie, intuïtie, service, ontvankelijkheid en liefde. Dit aantal houdt verband met relaties, geloof en vertrouwen en wordt vaak beschouwd als een antwoord op gebeden.
Het symbool ∈ is te zien als een gestyleerde letter 'e', wat de eerste letter is van 'element'. Als a ∈A , dan zeggen we ook wel dat 'a tot A behoort'.
Het is-niet-gelijk-aan-teken of ongelijkheidsteken is het wiskundige symbool ≠ voor de ongelijkheidsrelatie, dat aangeeft dat de twee operanden aan weerszijden van het symbool niet gelijk zijn aan elkaar. Daarmee is dit symbool dus de tegenhanger van het bekendere isgelijkteken (=).
Een Wiskundige is iemand die onderzoek doet naar allerlei wiskundige vraagstukken op het gebied van bijvoorbeeld algebra, meetkunde en statistiek en past zijn kennis vaak toe in de praktijk. De Wiskundige probeert wiskundige raadsels op te lossen aan de hand van wiskundige theorieën, berekeningen enzovoort.
Wiskunde A op havo-niveau richt zich vooral op statistiek en toegepaste analyse. Kansberekening komt daar bij wiskunde A op vwo-niveau nog bij. In een groot aantal gevallen mag je gebruik maken van je grafische rekenmachine. Bij wiskunde B op havo-niveau en op vwo-niveau komen meer theoretische vraagstukken aan bod.
Groter-dan- en kleiner-dan-tekens worden gebruikt om getallen en uitdrukkingen te vergelijken. Het groter-dan-teken is >. Dus 9>7 lezen we als '9 is groter dan 7'. Het kleiner-dan-teken is <.