Onderdelen van een begroting
De begroting bestaat uit een beginbalans, een resultatenrekening of winst- en verliesrekening en een eindbalans. Een balans geeft de situatie van een financiële eenheid weer op een bepaalde datum.
De begroting maak je altijd voorafgaand aan de start van een project, jaarplan of meerjarenplan. In de begroting wordt een zo nauwkeurig mogelijke (onderbouwde) inschatting van de uitgaven en inkomsten gemaakt. Een begroting is altijd een prognose van verwachtte uitgaven en inkomsten.
Begroting maken
Een begroting geeft duidelijkheid over hoe je je geld kunt besteden en hoe je balans krijgt of houdt in je financiën. Een begroting is altijd uniek en persoonlijk. Iedereen heeft andere wensen en omstandigheden.
Er zijn 4 soorten begrotingen. Deze zijn onderdeel van je financieel plan. De liquiditeits- en exploitatiebegroting zijn voor elke ondernemer relevant. Of je ook een investerings- en financieringsbegroting wil opstellen, hangt af van de vraag of je de komende tijd gaat investeren.
Verschil tussen een begroting en een budget
Een begroting is gericht op het in kaart brengen van de te verwachten inkomsten en uitgaven. Een budget maakt inzichtelijk hoeveel geld er voor een specifieke periode beschikbaar is voor een specifieke taak of afdeling van het bedrijf.
Begroting maken: denk aan:
de kosten (in tijd én in geld) van besluitvorming. de kosten voor advisering (bijvoorbeeld over juridische zaken, aanbestedingen, personele aangelegenheden, procesbegeleiding, besluitvorming etc.) indexeringskosten: Hou er rekening mee dat door inflatie alles duurder wordt.
Een begroting wordt ook wel omschreven als een voorlopige schatting van inkomsten en uitgaven (baten en lasten). Een begroting verschilt met een balans. Een balans geeft namelijk de huidige en feitelijke situatie weer. Aan het einde van een periode worden de begrote cijfers vergeleken met de werkelijke resultaten.
Het is een bindend besluit. In de praktijk wordt de begroting naarmate een jaar vordert aangepast aan veranderende omstandigheden en financiële mee- en tegenvallers.
Een absoluut minimum voor een alleenstaande is 980 euro per maand. Een koppel blijkt 32 procent meer nodig te hebben dan een alleenstaande, namelijk 1.296 euro. Bij een koppel met twee oudere kinderen (8 en 15 jaar) is dat 2152 euro. Dat is het minimum, zonder extra kosten.
Zo kun je dus kosten maken, maar nog geen directe uitgaven doen. Bijvoorbeeld wanneer je een zakelijke bestelling doet en de factuur ontvangt, maar nog niet hebt betaald. Pas wanneer je de factuur betaalt wordt het een uitgave. Ook vallen onder kosten: afschrijvingen.
Het ministerie van Financiën controleert of de Rijksbegroting klopt met de afspraken uit het Regeerakkoord. Ook schrijft het ministerie van Financiën een uitleg bij de belangrijkste keuzes, plannen en uitgaven in de Rijksbegroting.
Het goedkeuren van de begroting is een van de belangrijkste taken van een Parlement.
Het Vlaams Parlement keurt de begroting voor 2024 goed.
Als de uitgaven groter zijn dan de inkomsten, spreken we van een begrotingstekort (negatief). Als de inkomsten groter zijn dan de uitgaven, spreken we van een begrotingsoverschot (positief).
De Gemeentewet schrijft voor dat elke gemeente jaarlijks begrotings- en verantwoordingsstukken moet opstellen. Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) bevat de regelgeving daarvoor.
Een begroting is meer dan een raming van ontvangsten en uitgaven, ze geeft aan welke middelen een overheid wil besteden aan haar beleid tijdens het begrotingsjaar.
In je resultatenbegroting maak je een voorspelling van de verwachte omzet in een bepaalde periode (bijvoorbeeld het komende kalenderjaar). Daarnaast zet je alle kosten op een rij die je verwacht. Het is eigenlijk je resultatenrekening, maar dan voor een periode in de toekomst.
Een begrotingstekort komt voor wanneer de uitgaven van een staat hoger liggen dan de inkomsten. Het is dus een indicatie van de financiële gezondheid van een land. Als begrotingstekorten zich jaar na jaar opvolgen, wordt de schuldenberg almaar hoger – en draagt bij aan de staatsschuld.
Een begrotingstekort ontstaat als de uitgaven (aflossing inbegrepen) van de Rijksoverheid (in Nederland) of de Belgische Staat in een jaar hoger liggen dan de inkomsten.