Naar mannelijke de-woorden wordt verwezen met hij, hem en zijn: Hij is zwaar; Ik heb hem op de kast gelegd; Zijn vorm is wat afwijkend. Naar vrouwelijke de-woorden wordt verwezen met ze en haar: Ze is zwaar; Ik heb ze / haar op de kast gelegd; Haar vorm is wat afwijkend.
Onzijdige woorden zijn goed herkenbaar aan het lidwoord het, maar mannelijke en vrouwelijke woorden hebben allebei het lidwoord de. Daaraan kun je het dus niet zien. Helaas kun je vaak niet 'weten' of een woord mannelijk of vrouwelijk is; je moet het opzoeken, bijvoorbeeld op Woordenlijst.org.
Mannelijk, vrouwelijk en onzijdig.
Vrouwelijke de-woorden herken je aan hun uitgang. De-woorden op -e, -de en -te zijn vaak vrouwelijk, net zoals woorden op -ie en -ij.
Taalkundig is wijn mannelijk, we spreken immers over de wijn. Bij het wijnproeven en wijn maken introduceren commentatoren en journalisten echter een geslachtelijke opsplitsing.
Iemands geslacht wordt vaak bij het invullen van formulieren wordt dat gevraagd. Bijvoorbeeld bij het aanmelden op een school van een nieuwe leerling. Meestal staat er op het formulier M/V (man of vrouw). Tegenwoordig kunnen mensen via een rechtszaak ervoor zorgen dat ze met 'X' worden aangeduid.
Bij de meeste meercellige en sommige eencellige organismen zijn er twee seksen: vrouwelijk en mannelijk. De vrouwelijke sekse is gedefinieerd als de sekse met de grootste geslachtscellen.
Uitvragen. Over het algemeen krijgt de vraag 'Wat is je geslacht? ', met als antwoordopties 'Man, Vrouw, Anders' en 'Wil ik liever niet zeggen' de voorkeur (27%). Voorstanders van een geslachtsneutrale optie hebben als voorkeur 'Hoe ziet u zichzelf?
Geld is een het-woord, dus het juiste lidwoord is het geld. De geld is fout.
Is het 'de boter' of 'het boter'?
Het is 'de boter', want boter is mannelijk en vrouwelijk.
Het antwoord is: het jaar.
der Sonntag (= de zondag) - De namen van de maanden, bijv. der März (= maart) - De namen van de jaargetijden, bijv. der Frühling (= de lente) - De windrichtingen, bijv. der Norden (= het noorden) - Namen van automerken, bijv.
Een groot aantal de-woorden kan zowel mannelijk als vrouwelijk zijn. Dat geldt bijvoorbeeld voor stad, vaas, school, deur, taal, groep en jas. De naslagwerken vermelden bij die woorden doorgaans alleen dat het de-woorden zijn, zonder verdere specificatie. Dat is ook het geval in het Groene Boekje.
Panseksueel. Panseksueel is een overkoepelende term, die betekent dat je op mensen valt, of het nou mannen, vrouwen, non-binaire, intersekse personen of andere vormen betreft.
Sommige jongeren noemen zichzelf panseksueel. Dat betekent dat ze op mensen verliefd worden en dat het niet uitmaakt of iemand nou een meisje, een jongen of iets ertussenin is. 'Pan' betekent namelijk 'alles' in het Grieks. Meer over lesbisch, homo, bi.
Cisgender betekent: 'niet transgender'. Dus: je bent geboren als jongen, en je voelt je ook jongen. Of je bent geboren als meisje, en je voelt je ook meisje.
Zie jij het ook wel eens staan? 'Hij/hem' in een e-mailhandtekening, of 'she/her' op een Instagramprofiel: steeds meer mensen vermelden welke voornaamwoorden zij gebruiken.
Dat kan dan als volgt luiden: “My name is Jane Doe, my pronouns are he/him/his”- waarmee die persoon (vrouwelijk qua biologisch geslacht bij de geboorte) aangeeft zichzelf als mannelijk te zien (qua “gender identity”) en ook zo te willen worden aangesproken.
Voor mensen die zich niet als man of vrouw identificeren is er in de Nederlandse taal een genderneutraal persoonlijk voornaamwoord. 'Hij/hem/zijn' en 'zij/haar/haar' worden dan 'die/hen/hun'.
Het antwoord is ð
Het antwoord is: het huis.
Het antwoord is: de nacht.
Een gebouw is onzijdig.