Alle slangen zijn carnivoor, ze leven dus van levende dieren. De meeste slangen blijven klein en eten kleinere prooien als amfibieën en ongewervelden, die levend en in één keer worden doorgeslikt. Grotere prooien worden eerst gedood door wurging of vergiftiging voor ze worden verslonden.
“Deze slangen weigeren om zout water te drinken, zelfs wanneer ze uitgedroogd zijn,” vertelt onderzoeker Harvey Lillywhite. “Ze hebben zoet water nodig om te overleven.” De onderzoekers bestudeerden de samengedrukte zeeslang (Hydrophis (Pelamis) platurus). De slangen leven in tropische oceanen.
De meeste slangen zijn vleeseters. Ze eten andere dieren. Bijvoorbeeld kikkers, muizen, slakken en vogels. Grotere slangen eten ook grotere dieren zoals herten of krokodillen.
Slangen eten prooidieren. Er zijn slangensoorten zoals de kousebandslang die vis eten, maar de meeste soorten voer je met zoogdieren. Vaak worden hiervoor ingevroren muizen of ratten gebruikt (of de jongen hiervan). Bij grote slangensoorten worden ook konijnen of kleinere slangen gevoerd.
Met name in de winterperiode kunnen ze heel lang zonder. Zes maanden is de langste tijd die vermeld wordt, nadat ze een goede grote prooi naar binnen hebben gewerkt. Toegevoegd na 5 minuten: Een slang kan trouwens maar korte tijd zonder water. Toegevoegd na 2 dagen: Boa's eten meestal eens per twee maanden.
Slangen hebben net als veel andere dieren een spijsverteringsstelsel met onder andere een maag, lever en darmen. Bij slangen komt de ontlasting uit de darm en de urine uit de nieren samen in een ruimte. Die ruimte wordt de cloaca genoemd. Slangen poepen en plassen tegelijk.
Voor slangen zijn de winters in Nederland te koud om actief te kunnen zijn. Daarom gaan ze vanaf oktober tot het voorjaar in winterslaap, ergens onder de grond. In Nederland leven drie soorten slangen: adder, gladde slang en ringslang. Wanneer ze ontwaken uit de winterslaap wordt sterk door de temperatuur bepaald.
In je keuze voor een slang kun je ook rekening houden met het soort voer dat het dier nodig heeft. Sommige slangen eten vis, andere eten prooidieren zoals muizen. En waar de ene soort levende dieren eet, neemt de andere weer genoegen met bevroren voedsel. Overweeg je keuzes en je gevoel hierbij.
Maandelijks kost een korenslang, afhankelijk van de grootte, ongeveer 39 euro voor het voer, het vervangen van de lampen, de bodembedekking, de elektriciteit en het water. Als het dier ziek wordt of je wil kweken, kunnen de kosten hoog oplopen.
Concreet betekent dit dagelijks water verversen, regelmatig sproeien, ontlasting en urine direct verwijderen, één keer per acht weken bodembedekking vervangen en het terrarium goed reinigen (één keer per zes maanden ontsmetten met desinfectans).
Ook missen ze tanden om hun voedsel goed te kunnen kauwen. Ze hebben geen andere optie dan hun prooi in één keer door te slikken. De grootste dieren die een slang opeet zijn normaal gesproken herten en vee, maar er zijn gevallen bekend van slangen die krokodillen en hyena's naar binnen werkten.
Kleinere dieren
Pythons staan er niet om bekend mensen te eten. Doorgaans eten ze kleinere dieren, bijvoorbeeld konijnen of vogels. Pythons van deze afmetingen kunnen in principe alles eten wat ze willen, maar mensen staan doorgaans niet op hun menu.
Sommige slangen hebben gif waarmee ze een olifant zouden kunnen doden. Het is zo sterk dat ze er muizen en vogels pijlsnel mee kunnen verlammen en verorberen, want voor kleine dieren is een heel klein beetje gif al genoeg.
De meeste slangen die als huisdier worden gehouden eten levende prooidieren. Dit zijn ratten, muizen of konijnen. De kousenbandslang eet vis en is hiermee dus net iets anders dan veel andere slangen.
De eieretende slang, ook wel Afrikaanse eierslang of Afrikaanse eieretende slang (Dasypeltis scabra) is een niet-giftige slang uit de familie toornslangachtigen (Colubridae) en de onderfamilie Colubrinae. Vlak na de maaltijd; het ei is goed zichtbaar.
Zintuigen Slangen hebben wel ogen, maar zien meestal slecht. Ze horen geen geluiden, omdat ze geen oren hebben, maar ze voelen wél de trillingen aan de grond. Met hun gespleten tong kunnen slangen wel zeer goed ruiken en proeven. Daarom steekt een slang de tong steeds opnieuw uit de bek.
Alle slangen zijn carnivoor, ze leven dus van levende dieren. De meeste slangen blijven klein en eten kleinere prooien als amfibieën en ongewervelden, die levend en in één keer worden doorgeslikt. Grotere prooien worden eerst gedood door wurging of vergiftiging voor ze worden verslonden.
Jonge slangen moeten eens in de drie tot vijf dagen eten en volwassen slangen een maal per week, tot twee weken. Een slang kan geen eetlust hebben, vaak is dat omdat ze dan moeten vervellen. Het is het makkelijkste om de slang te wennen aan dode voeding, zodat u de voeding kunt op slaan in uw vriezer.
De ideale beginnersslang is een Pantherophis Gutatta, of wel een korenslang, en ook wel gutje genoemd. Deze heb je in vele verschillende kleuren en patronen, er zal er dus altijd wel 1 te vinden zijn die je mooi vind. Deze slang is makkelijk te houden en vergeeft jou je foutjes nog wel.
De meeste slangen kunnen aardig tam worden, maar natuurlijk moet je altijd op blijven passen. In de ochtend zijn ze het meest rustig en kun je ze het beste hanteren. Veiligheid staat voorop: zorg er dus voor dat je slang niet in de buurt van scherpe voorwerpen en elektriciteitdraden staat.
Adderbeten in Nederland zijn zeldzaam. Sinds 1885 zijn ruim 220 adderbeten geregistreerd en uit aanvullend onderzoek is gebleken dat er dertien dodelijk waren (RAVON 57). Een adderbeet verloopt voor mensen dus zelden dodelijk, maar een beet is niet zonder risico's. Medische hulp moet dus altijd ingeroepen worden.
Van de drie soorten moet je alleen oppassen voor de adder: die is giftig en kan ook vervelend bijten. De ringslang en gladde slang zijn niet giftig en de ringslang bijt zelfs niet.
Maar als je naar hun oogjes kijkt kun je het zien (meestal doffer) Een slang kan (als ie dus niet ziek is) een half jaar zonder eten. Met name in de winterperiode kunnen ze heel lang zonder. Zes maanden is de langste tijd die vermeld wordt, nadat ze een goede grote prooi naar binnen hebben gewerkt.
Net als alle andere reptielen is het voor slangen niet mogelijk om nieuwe dingen te leren. Dat komt omdat de cerebrale cortex zeer klein is bij reptielen, dit in tegenstelling tot vogels en zoogdieren. Dit deel van de hersenen controleert het leren en de gedachten.
Slangen kunnen een prooi naar binnen werken die een stuk groter is dan zijzelf. Dit komt omdat de kaken van een slang niet vastzitten zoals bij ons mensen. Ze kunnen hun bek zo ver open doen wat nodig is om hun prooi op te eten. Nu zit de muis in zijn geheel in het slangenlichaam.