Een biologische marker is iets wat betrouwbaar kan worden gemeten en ons iets kan vertellen over iemands gezondheid of ziektetoestand, bijvoorbeeld de aanwezigheid van een ziekte, een fysiologische verandering, een respons op een behandeling of een psychische aandoening.
Tumormarkers bewijzen niet dat er een tumor zit, ook bij andere ziektes en zelfs bij gezonde mensen komen ze voor. Ze kunnen artsen soms helpen een diagnose te stellen, maar alleen in combinatie met ander onderzoek.
Een tumormarker is een stof die in het lichaam voorkomt bij kanker. Een tumormaker kan voorkomen in bloed, urine, hersenvocht en ander weefsel. Tumormarkers zijn vaak eiwitten. Het lichaam maakt deze stoffen aan als reactie op de kanker.
Uw CEA-waarde kan in de loop van de tijd stijgen en dalen. Dit is normaal en betekent niet per se dat uw kanker terug is gekomen. Er kunnen ook andere oorzaken zijn voor een stijging van het CEA, zoals een infectie of roken. Rokers hebben soms een hogere CEA-waarde die schommelt tussen 5.0 ug/l en 10 ug/l.
Met bevolkingsonderzoek kan men een bepaalde kankersoort in een vroeg stadium opsporen. Door deel te nemen aan bevolkingsonderzoek vergroot u de kans op vroegtijdige ontdekking en genezing van kanker.
Een MRI-scan maakt een serie foto's van het lichaam of een deel ervan. Hiermee kan de arts een beter beeld krijgen van de uitzaaiing en de weefsels eromheen.
De referentiewaarde voor CA 125 is 35 kU/L (35 U/ml) of kleiner. Een normale waarde van CA 125 kan eierstokkanker niet uitsluiten. Van belang is dat CA 125 bij het vervolgen tijdens de therapie steeds door hetzelfde laboratorium wordt bepaald. Dit omdat er verschillen zijn tussen bepalingsmethoden van de laboratoria.
Klachten van een wekedelensarcoom in de buik
Pas als het sarcoom tegen een orgaan of zenuwen gaat drukken, kun je klachten krijgen. Je kunt dan last hebben van een vol gevoel, een opgezette buik, darmklachten of bloed bij de ontlasting. Een wekedelensarcoom dat tegen organen aandrukt, kan pijn veroorzaken.
CA 19-9 is een tumormerkstof (marker), een stof die vooral wordt aangemaakt door kankercellen. Als CA 19-9 vrijkomt uit de cel kan het in het bloed terechtkomen. De stof is niet betrokken bij het veroorzaken van kanker.
De meest voorkomende bloedonderzoeken zijn om te zien of er ontstekingen zijn (BSE of bezinking), om vast te stellen of er een ontsteking is en hoe hoog de ontstekingswaarde in het bloed is (CRP), een Hb-test om een algemene indruk van je gezondheid te krijgen en om te bepalen of er sprake is van bloedarmoede, een ...
Veel darmtumoren groeien langzaam. Het duurt lang voordat darmkanker klachten veroorzaakt. Soms tot wel 5 jaar nadat de kanker zich is gaan ontwikkelen. Uit onderzoek blijkt dat om de 2 jaar een ontlastingstest doen, een goede manier is om deze langzaam groeiende tumoren op tijd op te sporen.
Een hoog gehalte aan LDH kan wijzen op weefselletsels of op de aanwezigheid van kankercellen. Het is mogelijk dat men LDH gebruikt als tumormarker of om te kijken hoe iemand reageert op de behandeling van sommige kankers. Dit wordt ook lactaatdehydrogenase genoemd.
Blijkbaar groeien de tumoren – die in 95 procent van alle gevallen dodelijk zijn – zeer langzaam, maar gestaag. Gemiddeld doet een enkele mutatie er 11,7 jaar over om uit te groeien tot een tumor, zo concluderen de onderzoekers. Daarna duurt het gemiddeld 6,8 jaar voordat de cellen van deze tumor zich uitzaaiden.
Kleine bloedingen kunnen overal voorkomen waar zich tumorul- ceraties in de huid bevinden, bijvoorbeeld bij uitgezaaide borstkanker. Wanneer door tumorgroei een slagader is aangetast, kan een levensbedreigende bloeding ontstaan, met binnen enkele minuten de dood tot gevolg.
Voor patiënten met uitgezaaide kanker kan leven en dood dicht bij elkaar liggen. Er is soms een kans op genezing en soms een mogelijkheid om met (innovatieve) behandeling nog vele jaren te leven. Maar als een behandeling niet aanslaat kan het ook snel aflopen.
De term 'in situ' is Latijn voor 'op zijn plek'. De afwijkende cellen zitten op een bepaalde plaats en hebben het omliggende weefsel nog niet aangetast. Ze kunnen ook nog niet doorgroeien in de omgeving of uitzaaien. Een carcinoom in situ wordt daarom anders behandeld dan een kwaadaardige tumor.
CEA is de afkorting voor Carcino-Embryonaal-Antigeen. Dit is een eiwit dat bij iedereen in het bloed zit. Bij verschillende soorten kanker kan de CEA-waarde in het bloed verhoogd zijn, zoals bij darmkanker, maar ook bij bijvoorbeeld borst-, long-, lever- en alvleesklierkanker.
Het wordt door verschillende organen gemaakt, zoals de en de eierstokken. Met een bloedonderzoek naar CA 125 zien we hoeveel van dit eiwit in uw bloed zit. CA 125 staat voor 'carbohydraat antigen 125'. Als het CA 125 gehalte in het bloed verhoogd is, kan dit wijzen op eierstokkanker.
Bij driekwart van de vrouwen die op basis van een verdachte MRI-scan een aanvullend onderzoek moesten ondergaan, bleek het vals alarm. Het is dus niet duidelijk of een MRI-onderzoek echt leidt tot betere uitkomsten, of misschien vooral tot veel onnodige onrust en bijkomende onderzoeken.
Gebieden waar geen water is, zoals lucht of bot, geven geen signaal en zijn zwart op de scan.
Als we het zo opnoemen, lijkt chemotherapie een heel nare behandeling. Het is echter sterk afhankelijk van de zwaarte van de therapie of dit ook daadwerkelijk zo is. De angst voor de therapie is niet altijd even gegrond. Soms kan het enorm meevallen, ook met de bijwerkingen, en is het resultaat hoopgevend.
T1c: de tumor is tussen de 1 en 2 centimeter groot. T2: de tumor is tussen de 2 en 5 centimeter groot. T3: de tumor is groter dan 5 cm. T4: de tumor is in de omliggende weefsels gegroeid.
Voordat zo'n uitzaaiing zichtbaar wordt moeten er enkele jaren verstrijken. Na vijf (of soms tien jaar) tumorvrij te zijn, gaat men ervan uit dat er geen uitzaaiingen waren. In feite was iemand dus al genezen op het moment dat de behandeling was gestopt. Het kan ook dat de kanker 'terugkomt'.