Voorbeeld: 'een wekelijkse column' II wekelijks bijwoord Uitspraak: [ 'wekələks ] Afbreekpatroon: we·ke·lijks eenmaal per week of elke week Voorbeeld: 'We komen wekelijks bij elkaar.
Het woord wekelijks staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie of wat iets is. Als je bijvoorbeeld zegt: “Dat is zijn fiets”, vertelt het woord 'zijn' van wie de fiets is.
De aanwijzende voornaamwoorden dit en dat verwijzen naar enkelvoudige het-woorden; deze en die naar enkelvoudige de-woorden en meervoudige woorden.
[7] bijwoorden , bijv. buiten, hier, vaak, dus, waarom ; [8] voorzetsels , bijv.
Lidwoorden (artikelen) zijn woorden die voor een zelfstandig naamwoord staan. In het Nederlands zijn er drie lidwoorden: de, het en een. Het en een zijn altijd enkelvoud, de kan zowel enkelvoud als meervoud zijn. Bijvoeglijke naamwoorden geven een eigenschap of toestand aan van een zelfstandig naamwoord.
bijvoeglijk naamwoord. gewone man, meest gewone . gelijkelijk behorend tot, of gedeeld door, twee of meer of alle betrokkenen: gemeenschappelijk bezit; gemeenschappelijke belangen.
Een zelfstandig naamwoord waar het lidwoord de bij staat, is een mannelijk of vrouwelijk woord of een woord in het meervoud. Bijvoorbeeld: de huizen en de rondleiding. Naar zo'n de-woord verwijs je met deze en die (dit noem je aanwijzende voornaamwoorden).
Een betrekkelijk voornaamwoord is een woord dat verwijst naar een woord of groepje woorden dat eerder genoemd is. De betrekkelijk voornaamwoorden die je tegen kan komen zijn: 'dat', 'die', 'wat', 'wie', 'hetgeen' en 'welke'.
Het woord dat een aanwijzend voornaamwoord is, net als dit! En deze! En die daar! Aanwijzende voornaamwoorden zijn een type voornaamwoord dat wordt gebruikt om iets te representeren, zodat je woorden niet hoeft te herhalen.
Een hulpwerkwoord is een werkwoord dat als 'hulp' bij het hoofdwerkwoord van de zin staat. In tegenstelling tot een zelfstandig werkwoord kan een hulpwerkwoord nooit zelfstandig voorkomen. Het komt altijd voor in combinatie met een ander werkwoord (een zelfstandig werkwoord of een koppelwerkwoord).
Het woord veel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
De volgende woordsoorten worden onderscheiden: werkwoorden, zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, voornaamwoorden, bijwoorden, lidwoorden, telwoorden, voegwoorden, voorzetsels en tussenwerpsels.
eenmaal per week of elke week
Voorbeeld: `We komen wekelijks bij elkaar. `
Uitspraak: [ 'wekələks ] Afbreekpatroon: we·ke·lijks wat iedere week gebeurt, verschijnt enz. Voorbeeld: 'een wekelijkse column' II wekelijks bijwoord Uitspraak: [ 'wekələks ] Afbreekpatroon: we·ke·lijks eenmaal per week of elke week Voorbeeld: 'We komen wekelijks bij elkaar.
Het woord maandagmiddag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
als trefwoord met bijbehorende synoniemen: betrekkelijk (bw) : vrij, nogal, relatief, naar verhouding, tamelijk.
persoonlijk voornaamwoord (pronomen personale): ik, mij, zij, jullie, het, 'm.
Een relatief voornaamwoord is een voornaamwoord dat wordt gebruikt om een relatieve bijzin te introduceren, een bijzin die meer informatie geeft over het voorafgaande zelfstandig naamwoord of de naamwoordgroep (bijv. "de bal die ik gooide"). De meest gebruikte relatieve voornaamwoorden in het Engels zijn which, that, who en whom .
Een bijvoeglijk naamwoord is een woord dat een eigenschap of toestand van een ander woord benoemt. In 'de rode auto' is rode een bijvoeglijk naamwoord. Dat geldt ook voor rood in 'De auto is rood.
In de Nederlandse taal komen de volgende onbepaalde voornaamwoorden het meeste voor: 'alle', 'alles', andere(n), elk(e), 'ieder', 'iedereen', 'iemand', 'iets', 'niemand', 'niets', 'sommige(n)' en 'vele(n)'.
Bijvoeglijke naamwoorden krijgen bij enkelvoudige het-woorden een buigings-e als ze worden voorafgegaan door het lidwoord het, een aanwijzend voornaamwoord (dit, dat) of een bezittelijk voornaamwoord (mijn, je, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun).
Het gaat om combinaties die een zodanig vast geheel vormen dat ze aaneen zijn gegroeid en als één woord in de woordenboeken staan. De meeste van die samenstellingen hebben een betekenis die niet meer (precies) overeenkomt met de som van de delen.
De regel is dat wanneer je 'het' of 'de' voor een zelfstandig naamwoord kan zetten, het bijvoeglijk naamwoord eindigt op –e. Een voorbeeld hiervan is: 'Het meisje is mooi' wordt 'Het mooie meisje' en 'De man is kaal' wordt 'De kale man'.