Sterren met een temperatuur van rond de 5000K hebben een oranje-achtige gloed, die naar geel verloopt voor hetere sterren. Rond 6000K zijn de sterren geel/wit van kleur. Sterren heter dan dat, rond 8000K, zijn wit. Hele hete sterren, met een oppervlaktetemperatuur van 10.000K of meer, zijn blauw-wit van kleur.
Zo zien we dus dat koele sterren rood zijn, minder koele sterren oranje, en via geel komen we zo uiteindelijk bij blauw terecht. Een uitzondering hierop vormt groen: er bestaan geen groene sterren!
Als het helder is kan je ze goed zien als glinsterende puntjes in het donker, maar we zien maar één van die sterren alleen overdag. Dat is de zon. Heel groot en heel dichtbij. Toch is de zon maar een klein sterretje vergeleken met de andere sterren in het heelal.
De kleur van een ster verwijst naar zijn oppervlaktetemperatuur. Een rode ster is relatief koel met een oppervlaktetemperatuur van minder dan 3.000 graden Celsius. Onze zon is een gele ster: op het oppervlak heerst een temperatuur van meer dan 6.000 graden. En blauwe sterren zijn de heetste, 10.000 graden en meer.
De kleur van een ster geeft aan welke temperatuur hij heeft: de koudste en oudste sterren zijn roodachtig, terwijl de heetste en jongste blauwig zijn. Dit komt doordat het blauwe licht energierijker is dan het rode, en hoe heter een ster is, des te meer van dat blauwe licht hij zal uitzenden.
Koude sterren (met spectraaltype K en M) stralen het grootste deel van hun energie uit in het rode en infrarode deel van het elektromagnetische spectrum, en zien er dus rood uit, en hete sterren (met spectraaltype O en B) stralen overwegend in de blauwe en ultraviolette golflengten, waardoor zij er blauw of wit uitzien ...
Sirius denk ik. De kleuren komen door de atmosfeer.
Hemellichamen zoals sterren ondervinden hetzelfde effect. Zelf fonkelen zij niet, maar doordat ze door de dampkring schijnen wordt hun licht enigszins afgebogen en gebroken (zoals in een prisma), waardoor de ster licht lijkt te trillen of voortdurend van kleur te veranderen.
Wit blijft het koelst omdat het alle kleuren terugkaatst.
De kleur van een meteoor wordt bepaald door de ionisatie in de atmosfeer (die weer afhangt van de snelheid van de meteoroïde) en door de samenstelling van de meteoroïde zelf: rood kan wijzen op silicium, oranje op natrium, geel op ijzer, blauw/groen op koper of magnesium en paars op kalium of calcium.
Ongeveer een week lang schijnt de supernova helderder dan alle andere sterren in haar sterrenstelsel. Daarna dooft ze heel snel. Alles wat overblijft is een heel klein, dicht voorwerp - een neutronenster of een zwart gat - omgeven door een uitdijende wolk van zeer heet gas.
Wanneer in de kern alle helium is opgebrand, wordt de ster erg instabiel en worden de buitenste lagen weggeblazen. Op die manier ontstaat een planetaire nevel. De kern die overblijft, wordt een witte dwerg. Langzaamaan stoppen alle processen in deze witte dwerg, en wordt de ster een zwarte dwerg.
Zo ontstaat een supernova
Als een ster met minstens acht keer de massa van de zon al zijn waterstof heeft verbruikt, verbrandt hij zijn eigen kern tot hij onder zijn gewicht bezwijkt en explodeert als supernova.
Als een lichtstraal door die trillende lucht gaat, wordt het licht ietwat gebroken. Het resultaat is een fonkelende ster. Het licht van een ster die laag boven de horizon staat, moet een langere weg door de dampkring afleggen. Daarom zullen die sterren meer flikkeren.
Sterren bewegen natuurlijk niet alleen naar ons toe of van ons af, maar ook zijwaarts. Die beweging is dus te 'zien' aan de hemel (door iedere paar jaar nauwkeurige positiemetingen te doen met telescopen) en deze beweging wordt de eigenbeweging van de sterren genoemd.
Als je op een heldere nacht naar de sterren kijkt zie je dat sommige sterren lijken te knipperen. Schijn bedriegt. Het knipperen ontstaat wanneer de lichtstraal tussen de ster en je ogen wordt onderbroken, bijvoorbeeld door een hoge luchtvochtigheid of stof en andere kleine deeltjes.
Die kleur is in de zomer eerder een voordeel dan een nadeel. De kleur zwart absorbeert namelijk niet alleen de warmte van de zon, maar ook de energie van het lichaam. Zodra stof in aanraking komt met zon en lichaamswarmte, zoekt met name de kleur zwart een manier om de warmte kwijt te raken.
Zoals we hebben gelezen heeft wit een hoge reflectiewaarde en zwart een hoge absorptiewaarde. Echter is de absorptiewaarde van zwart hoger dan de reflectiewaarde van wit, waardoor zwart uiteindelijk minder straling doorlaat en jouw woning minder snel laat opwarmen.
Als het gaat om buitenzonwering raden we vaak een donkere kleuren doek aan. Deze doeken laten vele malen minder licht door dan lichtere doeken, waardoor er minder straling binnenkomt. Een donkerder doek, van bijvoorbeeld screens, zorgt er daarnaast ook voor dat het zicht naar buiten beter blijft.
Over Algol. Op dit moment kun je de ster Algol 's nachts zien knipperen. Elke 69 uur daalt zijn helderheid tot slechts 30 procent van zijn normale niveau, en tien uur later is hij weer op vol vermogen. De naam Algol betekent 'demon' in het Oudarabisch en zijn gedrag houdt astronomen al bezig sinds de oudheid.
Aan de kleur van een ster kun je zien hoe heet hij is. Gele sterren zijn ongeveer 6000 graden Celsius, rode sterren zijn ongeveer 3000 graden Celsius. Blauwe sterren zijn het heetst, deze sterren kunnen heter zijn dan 30.000 graden Celsius. Elke ster heeft een zwaartekrachtsveld rond om zich heen.
Typisch: sterren flikkeren aan de hemel, planeten stralen. Je ziet dus waarschijnlijk een ster én een planeet. De fel stralende planeten zijn meestal Venus en Jupiter.
'Het heeft eenvoudigweg te maken met de turbulentie in de atmosfeer die wordt veroorzaakt door temperatuursverschillen. ' 'De flikkering die je waarneemt, is een gevolg van afbuiging van het licht in die turbulente lucht. Warme lucht is ijler dan koude lucht en geeft een lichtjes andere brekingsindex.
Hoe herken je een satelliet? Dat is simpel. Als je een lichtpuntje ziet dat met een redelijk vaartje tussen de sterren beweegt, dan is het een satelliet. Hij geeft zelf geen licht maar weerkaatst licht van de zon (die van jou uit gezien onder de horizon staat).