Een tekst moet lekker leesbaar zijn. Gebruik korte, bondige zinnen. Tone of voice die aansluit bij de doelgroep; positief, activerend, inspirerend, zakelijk maar met (een persoonlijk) gevoel. Schrijf zoveel mogelijk in de tegenwoordige tijd, dat houdt een tekst levendig.
De meeste teksten hebben de indeling: inleiding, kern en slot. De inleiding en het slot bestaan meestal beide uit maar één alinea. De kern bestaat daarentegen uit een aantal alinea's. In de alinea's worden alle deelonderwerpen besproken.
De kernzin van een alinea is de zin die de hoofdgedachte van de alinea bevat. Vaak is de eerste zin van de alinea de kernzin, maar ook de tweede zin of de laatste zin van de alinea kan kernzin zijn.Een enkele keer staat de kernzin in het midden van de alinea.
alledaagse woorden, dus 'moeten' liever dan 'dienen' zo min mogelijk figuurlijk taalgebruik en uitdrukkingen, dus liever 'weten' dan 'op de hoogte zijn' veel korte zinnen. samengestelde zinnen met een eenvoudig voegwoord zoals: omdat, maar, want.
Met tekstverbanden bedoelen we de relaties tussen verschillende delen van een tekst (bv.alinea's of zinnen). Meestal hebben dit soort tekstdelen namelijk aparte functies.
Een zinsdeel kan uit één woord bestaan, maar ook uit meerdere woorden. Je kind kan bij redekundig ontleden te maken krijgen met de volgende zinsdelen: persoonsvorm, gezegde, onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, bijwoordelijke bepalingen en bijvoeglijke bepalingen.
Echter kan gebruikt worden als eerste woord van een zin, om een tegenstelling met de vorige zin uit te drukken. Het staat dan in de zogeheten aanloop en valt buiten de eigenlijke zin.
En een zin mag wel degelijk met een bijwoord beginnen. Na dat bijwoord 'echter' komt eerst het onderwerp en daarna de persoonsvorm: 'Echter, we geven geen garantie op de draaiende delen. '