Als je bandenspanning te laag is, heb je minder grip op de weg, heb je een langere remweg, verbruik je meer brandstof en slijten je banden sneller. De juiste hoeveelheid lucht in de banden is belangrijk en moet je elke twee maanden controleren.
De auto gaat er slecht van sturen, tijdens het remmen kan de auto scheef trekken en bij een noodstop is de remweg aanmerkelijk langer. Omdat de band te heet wordt, heb je een verhoogd risico op een klapband.
U heeft een stuk gereden met te lage bandenspanning. Daar bent u op tijd achter gekomen, de kans op schade aan de band door rijden met 1,5 bar bij 2,3 geadviseerd is vrijwel uitgesloten. Het verschil is te klein om direct schade te veroorzaken.
Een te lage luchtdruk leidt tot vervorming van de wangen, met alle gevolgen van dien. Het brandstofverbruik en de slijtage nemen snel toe, om over het risico van een klapband nog maar te zwijgen. Bovendien nemen de prestaties drastisch af.
Bij te hoge spanning heb je ook minder grip op de weg, trilt de band meer en gaat het algehele rijcomfort achteruit. Een te hard opgepompte band loopt ook meer kans op een klapband.
Zowel een te hoge of te lage autobandenspanning kan gevaarlijke situaties opleveren. Een te hoge bandenspanning zorgt er namelijk voor dat een band sneller slijt. Bovendien heeft een band met te hoge spanning minder grip, trilt deze meer en is er vermindert rijcomfort. Daarnaast is de kans op een klapband groter.
Als u merkt dat het midden van uw band sneller slijt dan de randen, kan dit een teken zijn van overmatige spanning. Overmatige spanning kan ook leiden tot slechte grip.
Als de bandenspanning van uw voertuig laag is, zijn er enkele tekenen die u kunt opmerken die aangeven dat u uw banden moet bijvullen of dat een servicebezoek nodig is. Enkele tekenen van een lage bandenspanning zijn: Een flapperend geluid tijdens het rijden . Het voertuig voelt vreemd aan bij het draaien .
Wanneer het bandenspanning lampje op je dashboard onverhoopt blijft branden, is dit een teken dat een of meerdere banden een te lage bandenspanning heeft. Dit waarschuwingssignaal mag zeker niet genegeerd worden.Het kan namelijk gevolgen hebben voor je veiligheid op de weg en het brandstofgebruik.
Het rijden met een bandenspanning hoger dan is voorgeschreven, is veel minder problematisch dan rijden met een te lage bandenspanning. Het advies van TNO is om eigenlijk altijd met een 10% hogere bandenspanning te rijden. Maar pas de bandenspanning aan naar de gebruiksomstandigheden.
U hoeft niet meteen te stoppen als u het ziet oplichten, maar u moet wel zo snel mogelijk actie ondernemen. Als u op de snelweg of in druk verkeer rijdt, is het over het algemeen veilig om een korte afstand te rijden (maximaal een paar mijl ) om een veilige plek te vinden om te stoppen en uw banden te controleren.
Als het bandenspanningslampje (ook wel bekend als de TPMS–melding) in uw cockpitscherm gaat branden, moet u zo snel mogelijk uw banden controleren.
Waarom verliezen sommige banden sneller lucht dan andere banden? Daar zijn verschillende redenen voor: Als het ventiel van de band enigszins poreus is, verliest de band sneller lucht dan normaal. Wanneer de velg oud en verroest is, kan dit ook schade toebrengen aan de band en leiden tot spanningsverlies.
Mocht je nou onderweg zijn en je bandenspanning lampje gaat branden dan zul je snel moeten handelen. Parkeer je auto ergens veilig langs de weg en controleer of een van je vier banden lek is. Mocht dit het geval zijn dan raden we aan om niet door te rijden, maar de ANWB te bellen of zelf het wiel te vervangen.
De ideale bandenspanning ligt tussen 2 en 3 bar. Wanneer de luchtdruk in uw banden 0,5 tot 1,5 bar lager is dan voorgeschreven, spreken we van een te lage bandenspanning. Wanneer hij 0,5 bar hoger is dan voorgeschreven, spreken we van een te hoge bandenspanning.
In het instructieboekje van je auto staat de juiste bandenspanning vermeld. Vaak staat het ook op stickers op de deurpost, op de achterkant van de zonneklep of aan de binnenkant van het brandstofklepje. Controleer alleen koude banden, dan krijg je de juiste spanning.
Rijd niet meer dan 50 mijl (80 km) en blijf op droge, verharde wegen. Blijf onder de maximumsnelheid en rijd niet sneller dan 50 mph (80 km/u) op snelwegen. Ga naar een tankstation om uw banden op te pompen met een luchtpomp of koop een draagbare bandenpomp voor noodgevallen. Laat een monteur beschadigde banden zo snel mogelijk repareren of vervangen.
Een oranje motorlampje is het minst erg. Als dit lampje aangaat en blijft branden, betekent dit dat je normaal kunt blijven rijden.
Versleten banden: Vaak over het hoofd gezien, kan het ook de oorzaak zijn dat het bandenspanningslampje blijft branden. Autobanden verslijten na verloop van tijd, wat een te lage bandendruk veroorzaakt en waardoor het lampje gaat branden. Is dit de oorzaak, ga dan nieuwe autobanden kopen.
Stopafstand. Als u merkt dat uw voertuig er langer over doet dan normaal om volledig tot stilstand te komen , kan dit een teken zijn dat uw banden een lage luchtdruk hebben. Banden kunnen het wegdek niet zo goed vastpakken als ze te zacht zijn opgepompt, dus het is belangrijk om ze te controleren als u veranderingen opmerkt.
Verkeerd uitgelijnde of te zacht opgepompte banden kunnen piepend of krijsend klinken. Houd er rekening mee dat piepend geluid dat optreedt wanneer u stopt, ook een indicatie kan zijn van remproblemen. Bandengezoem kan een ander teken zijn van bandenproblemen.
Slechte luchtdruk kan er ook voor zorgen dat het voertuig naar de ene of de andere kant trekt. Als de druk van de ene band naar de andere varieert, verandert de hoogte waardoor de uitlijning verandert . Te zacht opgepompte banden ervaren ook meer weerstand bij het rollen, waardoor een trek duidelijker wordt.
Het overschrijden van de optimale bandenspanning wordt om vele redenen afgeraden . Banden slijten voortijdig. Te hard opgepompte banden ronden het loopvlakgedeelte af en zorgen ervoor dat het midden aanzienlijk sneller slijt dan de buitenranden. Hierdoor kunnen ze maar half zo lang meegaan als normaal.
Een versleten autoband herken je in eerste instantie aan een ondermaatse dikte van het loopvlak. Ook een gebrekkige flexibiliteit is een indicator dat de band mogelijk zijn beste tijd heeft gehad. Naast deze optische signalen, is het belangrijk om goed te letten op het rijgedrag van je auto.
Banden die 50 procent of minder van de maximale bandenspanning zijn opgepompt die op de zijwand staat, moeten als plat worden beschouwd. Als de bandenspanning die op de zijwand staat bijvoorbeeld 120 psi is, wordt deze als te zacht opgepompt beschouwd bij 84 tot 61 psi (70 tot 51 procent van 120 psi).