De witbalans bepaalt de kleurtemperatuur van de foto en wordt uitgedrukt in Kelvin. Een juiste witbalans zorgt er voor dat de kleuren op de foto er net zo uitzien als in het echt. Een andere witbalans maakt de foto geler (warmer) of juist blauwer (koeler).
Door een foto te maken van je grijskaart onder de huidige lichtomstandigheden, kun je handmatig de witbalans instellen. Zoek in je camera-menu naar de instelling voor handmatige witbalans. Selecteer je foto van de grijskaart en je camera stelt automatisch de witbalans in op basis van de grijskaart.
Een wit papiertje moet wit zijn, in iedere kleur licht. De witbalans corrigeert de kleuren in de foto, rekening houdend met het licht waarin de foto werd genomen. Ook kun je de witbalans handmatig instellen op een aantal voorgeprogrammeerde instellingen. Je kunt bijvoorbeeld een witbalans preset gebruiken voor schaduw.
De sluitertijd bepaalt hoe lang er licht op de sensor van je camera valt. Zo lang de sluiter van je camera open staat, komt er licht op de sensor. Hoe lang de sluiter open staat, heeft invloed op hoe een beweging in beeld komt: bewogen of 'bevroren'.
De belichtingsdriehoek is de samenvattende term voor de drie belangrijkste hoofdinstellingen van fotografie: de sluitertijd, het diafragma en de ISO-waarde. Deze drie instellingen bepalen de belichting van je foto en zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Een stop wordt gedefinieerd als: een verdubbeling of halvering van de hoeveelheid licht die de sensor van de camera bereikt bij het maken van een foto. Als iemand zegt dat hij de belichting met één stop gaat hij verhogen, betekent dat dus dat hij de belichting verdubbelt in vergelijking met de vorige foto.
De standaard langste sluitertijd die je kunt instellen is meestal 30 seconde. Zeker wanneer je gaat werken met filters in de gouden uurtjes zal de sluitertijd oplopen tot boven de 30 seconde. Dit kan door je camera in te stellen op de Bulb stand.
Afhankelijk van de hoeveelheid licht binnen, gebruik je binnen een ISO waarde van 400 tot ongeveer 800. Ga je buiten in de schemer of het donker fotograferen? Dan gebruik je een ISO waarde tot 1600 of 3200. Kijk uit voor ruis bij ISO waarden vanaf 1600.
Welke sluitertijd moet je kiezen bij beweging? Voor een portretfotografie kun je je camera het beste instellen op 1/250 seconde. Personen bewegen nu eenmaal. Wil je een foto maken van een spelend kind, een sporter of een beweeglijk hier, dan kun je je sluitertijd het beste instellen op 1/1000 tot 1/1250 seconde.
Welke combinatie je ook kiest, de belichting is elke keer exact gelijk. Draai het diafragma open (kleiner diafragmagetal) en je moet evenredig corrigeren met de sluitertijd (korter). Draai het diafragma verder dicht (groter diafragmagetal) en de sluitertijd moet evenredig langer worden.
Een juiste witbalans zorgt er voor dat de kleuren op de foto er net zo uitzien als in het echt. Een andere witbalans maakt de foto geler (warmer) of juist blauwer (koeler). Je kunt de witbalans aanpassen op je camera of achteraf bewerken met software zoals Adobe Photoshop of Adobe Lightroom.
De 18% grijs is een grijswaarde die precies tussen zwart en wit in zit. Wanneer je een balk tekent waarin een heel geleidelijk verloop van zwart naar wit te zien is, zal de grijswaarde die 18% licht reflecteert exact in het midden zijn. In feite is het dus 50% zwart.
Een grijskaart helpt de camera om de kleuren correct vast te leggen. Door de camera een bekende kleur met een vaste waarde te laten zien, kan hij dat als referentie voor alle andere kleuren gebruiken. Deze kleur is 18% grijs. Dit betekent: 0% is puur wit en 100% is puur zwart; 18% grijs is dus lichtgrijs.
7: Gebruik de juiste instellingen voor avondfotografie
De witbalans kun je op automatisch laten staan, maar als het beeld te warm is van kleur, stel dan de witbalans in tussen de 3200 en 3500 Kelvin. Zet de ISO-waarde zo laag mogelijk om ruis te beperken, meestal is dit ISO 100.
Bij een foto waar het onderwerp scherp is maar de achtergrond wazig spreken we over een kleine scherptediepte. De grootte van de scherptediepte wordt bepaald door een aantal factoren waaronder de kwaliteit van de lens, de gebruikte diafragmaopening en de afstand waarop scherp gesteld wordt.
Het diafragma regelt hoeveel licht er op de sensor valt, de sluitertijd hoe lang het licht op de sensor valt en de ISO hoe gevoelig de camera is voor deze hoeveelheid licht.
Wanneer je op een zonnige dag buiten fotografeert, heb je meestal voldoende aan ISO 100 – 400. Pas wanneer er minder licht is, zoals op een bewolkte dag, bij de schemering of binnen in huis, dan heb je een hogere waarde nodig. Bijvoorbeeld ISO 800 of hoger. Realiseer je dat een hoge ISO-waarde soms gewoon nodig is.
De grootte van de diafragmaopening bepaalt hoeveel licht er op de sensor valt. Wanneer je 's nachts foto's maakt, kies je het liefst voor een groot diafragma omdat er weinig licht is. Ik fotografeer 's avonds liever vanaf een statief. Ik kies voor een lage ISO en een diafragma van ongeveer F/11.
Op een geavanceerde systeemcamera zit er bovenop het toestel meestal een wieltje waarmee je het diafragma bepaalt. Open via het scherm de diafragma-instellingen en kies de waarde die je nodig hebt. Of kies door aan het wieltje te draaien het juiste diafragma.
Instellingen camera bij vogelfotografie
Bij stilzittende vogels is een sluitertijd tussen de 1/60 en 1/250 voldoende. Bij vliegende vogels heb je een sluitertijd nodig tussen de 1/500 en 1/2000. Hierop baseer je het diafragma en de ISO. Tegenwoordig kunnen camera's nog op 800 en 1600 ISO foto's maken zonder veel ruis.
1/60 seconde is voor een foto uit de hand dan ook prima. Wanneer je een statief gebruikt, kun je nog veel lagere sluitertijden gebruiken. Gebruik bijvoorbeeld juist een hele lange sluitertijd zodat de lucht wel beweegt, maar het landschap niet.
Kies de juiste instellingen voor scherpe foto's
Een mogelijke oplossing is je camera instellen op sluitertijdenvoorkeuze en een sluitertijd kiezen waarvan je zeker weet dat die scherpe foto's zal opleveren. Ook kun je de ISO-waarde van je camera met een of meerdere stops verhogen.
F staat dus voor focal length (brandpuntsafstand) en T staat voor transmission numbers. In de basis komt het er op neer dat de F-stop een theoretische waarde is terwijl de T-stop een gemeten waarde is. De T-stop is dus nauwkeuriger.