N, het chemisch element stikstof (<Latijn: nitrogenium). n, symbool voor stofhoeveelheid. n (normaal), symbool om aan te geven dat bij een organische verbinding sprake is van een lineair, dus onvertakt, alkaan.
De symbolen van eenheden worden in beginsel met een kleine letter geschreven, met uitzondering van de eenheden die van eigennamen zijn afgeleid (bijvoorbeeld N = newton; Pa = pascal).
De verzameling van natuurlijke getallen wordt aangeduid met het symbool N. De verzameling van gehele getallen wordt voorgesteld door symbool Z en bevat naast de natuurlijke getallen ook de gehele negatieve getallen.
K, het chemisch element kalium (<Latijn: kalium). K, voor kelvin, de eenheid van thermodynamische temperatuur. k, symbool voor het decimale voorvoegsel kilo (103) in de natuurwetenschappen.
Nikkel is een scheikundig element met symbool Ni en atoomnummer 28. Het is een zilverwit/grijs overgangsmetaal.
De elementen waterstof (1), helium (2), stikstof (7), zuurstof (8), fluor (9), neon (10), chloor (17), argon (18), krypton (36), xenon (54) en radon (86) komen van nature bij 0 graden Celsius op Aarde voor in gasvorm.
Fluor is een chemisch element met symbool F en atoomnummer 9. Het behoort tot de groep van de halogenen (groep VIIa). Het element komt in monoatomische vorm niet voor in de natuur.
Waterstof is het eerste element van het periodiek systeem. Onder normale omstandigheden is het een kleurloos, geurloos en smaakloos gas, gevormd door diatomaire moleculen; H2. Het waterstofatoom, aangeduid als H, bevat een kern met een proton en het bevat een een elektron.
Het symbool ∈ is te zien als een gestyleerde letter 'e', wat de eerste letter is van 'element'. Als a ∈A , dan zeggen we ook wel dat 'a tot A behoort'.
De reële getallen (R ) zijn alle getallen die als decimaal getal te schrijven zijn. Dit zijn dus alle getallen die je je op een getallenlijn kunt voorstellen. Er geldt: Q⊂R ℚ ⊂ ℝ . De irrationale getallen zijn de getallen die niet in Q zitten, maar wel in R .
Een lijnstuk is langs twee kanten begrensd. Op een rechte a, die we drager noemen, kunnen we vanuit A het lijnstuk [AB] bepalen. De lengte van het lijnstuk [AB] noteren we als |AB|.
Je kunt het aantal mol uitrekenen door het aantal gram te delen door de molaire massa. Dan krijg je dus: 32 g/16,0 g/mol = 2 mol zuurstof.
De scheikundige mol is een eenheid die staat voor het aantal deeltjes, dus het aantal moleculen of atomen. Hierbij bevat 1 mol 6,022 × 1023 deeltjes, oftewel 6,022 × 1023 deeltjes per mol (mol-1). Dit getal wordt de constante van Avogadro genoemd en wordt aangeduid met het symbool NA.
Elektrische weerstand
De tegenstand die een materiaal biedt aan de elektrische stroom heet elektrische weerstand of weerstand. Dit wordt voorgesteld met het symbool R en uitgedrukt in de eenheid ohm (Ω).
Gasvormig chemische element, symbool O, atoomnummer 8 en molair gewicht 15,9994 g/mol. Dit is een van de belangrijkste elementen van het periodiek systeem, omdat het een rol speelt in de celademhaling van de meeste levende wezens en ook omdat het een rol speelt in verbrandingsprocessen.
Chemisch element nr. 15: Fosfor. Fosfor is cruciaal voor het leven.
Zuurstof is een chemisch element met symbool O (Uit het Latijn: oxygenium) en atoomnummer 8. Het is een niet-metaal dat tot de zuurstofgroep (groep VIa of groep 16) in het periodiek systeem behoort. Zuurstof komt als enkelvoudige stof vooral als dizuurstof (O2) in de atmosfeer voor.
Neon is een chemisch element met symbool Ne en atoomnummer 10. Het is een kleurloos edelgas.
Omdat het grootste deel van de atoommassa wordt bepaald door de protonen en neutronen, kun je door het aantal protonen (het atoomnummer) af te trekken van de atoommassa, het aantal neutronen van het atoom berekenen. Bijvoorbeeld: 11 (atoommassa) – 5 (aantal protonen) = 6 (aantal neutronen).
Bekende voorbeelden van elementen zijn zuurstof, waterstof, koolstof, chloor en de metalen zoals ijzer, koper en aluminium. Al deze stoffen bestaan uit moleculen die slechts uit 1 atoomsoort bestaan. Ze zijn niet ontleedbaar. In de structuurtekening kun je zien dat er maar 1 soort atoom aanwezig is in de elementen.