Studies zijn homogeen wanneer ze onderling goed overeenkomen wat betreft onderzochte populatie, onderzoeksopzet en methode van analyseren. Studies zijn heterogeen wanneer ze van elkaar verschillen. Bij meta-analyses is het belangrijk dat de betrokken studies zo homogeen mogelijk zijn.
Homogeniteit is de eigenschap waarbij een stof een vaste, consistente samenstelling bezit, met uniforme eigenschappen. Deeltjes zijn zo veel mogelijk verspreid en gelijkmatig gemengd. Elke steekproef uit het materiaal zal dezelfde samenstelling hebben en dezelfde eigenschappen.
Bij homogeniteit stelt je je de vraag of alle items die je stelt in een vragenlijst of test paralleltests van elkaar zijn. Nog anders gezegd: of als vragen één en hetzelfde aspect meten. Sommige kenmerken zijn niet te meten door middel van een enkelvoudige meting. Het gaat dan om een samengestelde variabele.
Een steekproef is een homogene verzameling van eenheden (personen, objecten of situaties) die een of meerdere eigenschappen gemeen hebben waarop het onderzoek zich richt. Dit kan bijvoorbeeld een groep zijn vanorganisaties, mensen, dieren of voorwerpen, vaak geselecteerd op bepaald kenmerken.
In de statistiek is homoscedasticiteit of homogeniteit van variantie (antoniem: heteroscedasticiteit) de eigenschap dat van een rij stochastische variabelen alle dezelfde eindige variantie hebben. Ook een rij waarnemingen afkomstig van een homoscedastische rij stochastische variabelen wordt homoscedastisch genoemd.
Homoscedasticiteit houdt in dat de variantie van een variabele gelijk is voor meerdere groepen of dat de variantie van de foutterm gelijk is. Bij het uitvoeren van een t-toets of ANOVA analyseer je de variantie tussen de meerdere groepen.
Homogeniteit van varianties betekent dat de spreiding in de twee populaties gelijk is. Daarvoor kan gekeken worden naar standaardafwijking. Ook hiervoor geldt dat dit informatie is uit de steekproef. De test van Levene toetst of een evenuteel verschil te generaliseren is naar de populatie.
In een homogeen mengsel zijn de bestanddelen perfect door elkaar gemengd en zelfs op microscopisch niveau niet van elkaar te onderscheiden. Het voornaamste bestanddeel wordt aangeduid met 'draagmiddel' (of 'oplosmiddel' bij vloeibare draagmiddelen).
Een heterogene onderzoekspopulatie is een groep mensen die juist van elkaar verschillen met betrekking tot jouw onderzoek. Deze personen behoren tot verschillende categorieën.
Homogeen groeperen heeft gemiddeld positievere effecten dan heterogeen groeperen. De effecten van homogeen groeperen zijn daarbij sterker voor taal dan van voor rekenen. Vooral gemiddelde en beter presterende leerlingen hebben baat bij homogeen groeperen.
Een vervangbaar, fungibel of homogeen goed is een goed dat dusdanig homogeen oftewel gelijkaardig is, dat het volledig kan worden ingewisseld. Het kan door een gelijke hoeveelheid van dezelfde soort worden vervangen. Het gaat hierbij niet altijd om reële goederen, maar vaak om waardepapieren.
homogeen bijv. naamw. Uitspraak: [homo'xen] overal gelijk, overal hetzelfde samengesteld Voorbeelden: `een homogeen mengsel`, `een homogeen gezelschap`, `homogene samenstelling van de groepen`, `een homogene verdeling`, `homogene marktproducten`Antoniem: &nbs...
Studies zijn homogeen wanneer ze onderling goed overeenkomen wat betreft onderzochte populatie, onderzoeksopzet en methode van analyseren. Studies zijn heterogeen wanneer ze van elkaar verschillen. Bij meta-analyses is het belangrijk dat de betrokken studies zo homogeen mogelijk zijn.
Homoscedasticiteit houdt in dat de variantie van een variabele gelijk is voor meerdere groepen of dat de variantie van de foutterm gelijk is. Bij het uitvoeren van een t-toets of ANOVA, analyseer je de variantie tussen de meerdere groepen. Dit kan getoetst kan worden met Levene's test.
Homogeniteit: het segment moet intern homogeen zijn. Dat houdt in dat de consumenten binnen het segment vergelijkbare behoeften, voorkeuren en kenmerken hebben. Dit maakt het gemakkelijker om preciezere marketingstrategieën te ontwikkelen. Reactiviteit: het segment moet reageren op marketinginspanningen.
Er zijn twee soorten steekproeven: de selecte en de aselecte steekproef. Een aselecte steekproef is gebaseerd op random sampling. Iedereen uit de populatie heeft evenveel kans om in de steekproef opgenomen te worden. Aselecte steekproeven worden vaak gebruikt bij kwantitatief onderzoek.
Een oplossing is een homogeen mengsel van twee of meer moleculair verdeelde stoffen, waarbij een van de stoffen - het "oplosmiddel" - in veel grotere hoeveelheden aanwezig is dan de andere - de "opgeloste stoffen".
Als alle producten in een markt hetzelfde zijn spreek je van een homogeen product. Voorbeelden hiervan zijn landbouwproducten zoals melk, graan of suiker. Bij homogene producten ziet een consument geen verschil tussen het product van verschillende aanbieders.
Oplossingen en legeringen zijn homogene mengsels. Als een mengsel niet op molecuulniveau mengt, spreken we van een heterogene mengsel. Suspensies en emulsies zijn heterogene mengsels.
De F-waarde wordt vergeleken met een theoretische F-verdeling om te bepalen hoe waarschijnlijk het is dat de F-waarde per toeval wordt verkregen. Deze waarschijnlijkheid is de significante waarde. Als de significantie kleiner is dan het significantieniveau, zijn de gemiddelden significant verschillend.
Standaarddeviatie (standard deviation): de gemiddelde afstand tussen iedere waarde in de dataset en het gemiddelde.Variantie (variance): de standaarddeviatie in het kwadraat.
De p-waarde (p-value) is een getal tussen 0 en 1, waarmee je bepaalt of een steekproefuitkomst statistisch significant is. Wanneer de p-waarde kleiner is dan het gekozen significantieniveau kun je stellen dat dat de gevonden uitkomst extreem genoeg is om je nulhypothese te verwerpen.